Gebruikshandleiding
Koolmonoxide-Alarm
Model SF340 Serie
DE INHOUD VAN DEZE GEBRUIKSHANDLEIDING MOET ZORGVULDIG WORDEN DOORGELEZEN VOORDAT HET ALARM IN GEBRUIK WORDT GENOMEN. BEWAAR DE HANDLEIDING OP EEN VEILIGE PLAATS TEN BEHOEVE VAN TOEKOMSTIGE RAADPLEGING.
BESTEED EXTRA AANDACHT AAN DE VEILIGHEIDSWAARSCHUWIN- GEN. GEEF DE HANDLEIDING DOOR AAN VOLGENDE GEBRUIKERS VAN HET ALARM.
INGEVAL VAN INSTALLATIE VAN DIT ALARM VOOR GEBRUIK DOOR ANDEREN DIENT DEZE HANDLEIDING OF EEN KOPIE ERVAN BIJ DE
EINDGEBRUIKER TE WORDEN ACHTERGELATEN.
In deze handleiding worden de volgende modellen behandeld:
SF340E 230 V, 50 Hz standaardmodel
SF340F 230 V, 50 Hz uitgangsmodel
(voor relais- en koppelverbindingsvoorziening)
SF340J 12/24 V gelijkstroom uitgangsmodel
(voor relais- en koppelverbindingsvoorziening)
Alle bovenstaand genoemde modellen worden compleet geleverd met:
SF340M
WAARSCHUWING
Inwerkingtreding van uw
OVERLIJDEN.
HET IS MOGELIJK DAT DIT
EEN
Dit
DIT
•Ontworpen om rookgas of andere gassen te ontdekken.
•Substituut voor het op de voorgeschreven wijze servicen van op brandstop werkende apparaten of het vegen van de schoorsteen.
•Hulpmiddel dat intermitterend wordt gebruikt of als draagbaar alarm voor detectie van gemorste ontbrandingsproducten afkom stig van op brandstof werkende apparaten of schoorstenen.
CAUTION
Dit
HET TESTEN VAN UW DETECTOR
Verlichting van het groene lampje geeft aan dat de stroom in inge- schakeld. Het alarm moet wekelijks worden getest door de testknop aan de voorkant ervan ingedrukt te houden, waarna het alarmsignaal behoort te worden gegeven. Waar relaismodellen in gebruik zijn of units onderling zijn gekoppeld, moet u erop attent zijn dat de relaisfunctie bij het testen worden geactiveerd.
VERZORGING EN ONDERHOUD VAN DE DETECTOR
De kast van de alarminrichting dient af en toe met een doek te worden schoongeveegd. Zorg ervoor dat de openingen aan de voorkant niet worden geblokkeerd door vuil en stof. GEBRUIK NOOIT
BLEEK- OF POETSMIDDELEN.
BELANGRIJK
•Voor het bereiken van een ideale situatie wordt aangeraden om een
•Zorg ervoor dat de alarmzoemer kan worden gehoord door iedereen voor wie het signaal bedoeld is.
•Roep onmiddellijk medische hulp in als het vermoeden bestaat dat iemand in de huishouding aan koolmonoxidevergiftiging lijdt.
IINDIEN NADERE BIJZONDERHEDEN WORDEN VERLANGD DIE NIET IN DEZE HANDLEIDING ZIJN OPGENOMEN, NEEM DAN A.U.B. CONTACT OP MET HONEYWELL ANALYTICS.
INHOUD VERPAKKING
Modellen SF340E, SF340F, SF340J bevatten: Een alarm
Een sensormodule (SF340M) Een gebruikshandleiding
Een installatieset, bestaande uit: twee wandpluggen,
twee bevestigingsschroeven,
twee elektrische montageschroeven
SPECIFICATIE |
|
|
Modellen: | SF340E,F,J |
|
Ontdekt gas: | Koolmonoxide | |
Opsporingsprincipe: | Elektrochemische cel | |
Alarmindicatie: | Knipperend rood lampje en | |
| geluidsalarm |
|
Alarmniveaus: | 150ppm | tussen |
|
| minuten |
|
| 350ppm binnen 6 |
|
| minuten |
INLEIDING
Dank u voor uw besluit tot aankoop van deze alarminrichting, die is ontworpen om de aanwezigheid van koolmonoxide (CO) te ontdekken. Deze handleiding bevat informatie over de installatie en werking van de SF340 modulaire koolmonoxidealarminrichting.
DIT ALARM MAG UITSLUITEND WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR EEN BEVOEGD PERSOON. ALLE ELEKTRISCHE BEDRADING MOET WORDEN AANGELEGD OVEREENKOMSTIG DE GELDENDE BEDRADINGSVOORSCHRIFTEN VAN HET INSTITUTE OF ELECTRICAL ENGINEERS (LEES: PLAATSELIJK EQUIVALENT).
1. WAT IS KOOLMONOXIDE?
Koolmonoxide is een uiterst giftig gas dat vrijkomt als gevolg van de verbranding van brandstof. Het is onzichtbaar, reuk- en smaak- loos en kan daarom bijzonder moeilijk met de menselijke zintuigen worden waargenomen.
POTENTIËLE GEVARENZONES IN UW WONINGUnder normal
Boiler of | Water- | Draagbare | ||
gas- of | ||||
verwarmer | geiser | |||
petroleum- | ||||
houtkachel |
|
| ||
|
| kachel | ||
|
|
| ||
Verstopte | Autouit- | Draagbare | Keuken- | |
schoorsteen | laatgassen | kookapparatuur | fornuis | |
in besloten | ||||
of rookleider | in garage |
| ||
ruimte |
| |||
|
|
|
Onder normale bedrijfsomstandigheden is de hoeveelheid koolmon- oxide die vrijkomt van op brandstof werkende apparatuur die op de voorgeschreven wijze wordt onderhouden en in goed geventileerde vertrekken is aangebracht, niet gevaarlijk.
Er kan echter sprake zijn van een gevaarlijke hoeveelheid koolm- onoxide indien een of meer van de volgende condities bestaan:
1.Defect of slecht onderhouden apparaat.
2.Geheel of gedeeltelijk geblokkeerde rookleider.
3.Onvoldoende geventileerd vertrek.
De volgende omstandigheden kunnen resulteren in voorbijgaande koolmonoxidesituaties:
1.Overmatige morsing of omgekeerde ontluchting van op brandstof werkende apparaten als gevolg van omgevingscondities buitens huis zoals:
i.Windrichting en/of luchtsnelheid, waaronder sterke windvlagen, dichte lucht in de ontluchtingsleidingen (koude, vochtige lucht gecombineerd met langdurige perioden tussen cycli).
ii.Negatief drukverschil als gevolg van het gebruik van afzuigventi lators.
iii.Gelijktijdige werking van verschillende op brandstof werkende apparatenwaarvoor dezelfde beperkte interne lucht beschikbaar is.
iv.Rookleideraansluitingen die losbreken van wasgoeddrogers, watergeisers of boilers.
v.Obstructies in rookleiders of onconventionele rookleiderontwerpen waardoor bovenstaande situaties kunnen worden verergerd.
2.Langdurig gebruik van op brandstof werkende apparaten die niet worden ontlucht.
3.Temperatuurinversies die uitlaatgassen nabij de grond kunnen opsluiten.
4.Een lopende automotor in een open of aan het huis gebouwde garage.
2. WAT ZIJN DE GEVAREN VAN KOOLMONOXIDEVERGIFTIGING?
De volgende symptomen zijn gerelateerd aan koolmonoxidevergiftig- ing en moeten worden besproken met ALLE leden van de huishouding:
Geringe blootstelling: Lichte hoofdpijn, misselijkheid, overgeven, vermoeidheid (vaak beschreven als gri epachtige verschijnselen).
Middelmatige | Zware bonzende hoofdpijn, duizeligheid, |
blootstelling: | verwardheid, snelle hartslag. |
Extreme | Bewusteloosheid, convulsies, cardiorespirato |
blootstelling: | rische stilstand, fatale afloop. |
Veel gevallen van gerapporteerde koolmonoxidevergiftiging wijzen erop dat, hoewel de slachtoffers zich bewust zijn van een onpasselijk gevoel, zij in dergelijke mate gedesoriënteerd raken dat zij zichzelf niet kunnen redden door het vertrek/gebouw te verlaten of hulp in te roepen. Het is tevens belangrijk om te weten dat kleine kinderen en huisdieren doorgaans het eerst de schadelijke effecten ondervinden.
3. IN WELK VERTREK DE DETECTOR MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD
Idealiter dient u te beschikken over een alarm in of bij ieder vertrek dat een op brandstof werkend apparaat bevat.
Indien er echter meerdere apparaten zijn maar slechts één alarm, dan moeten de volgende punten worden overwogen bij de beslissing waar het alarm het best kan worden geplaatst.
•Als er zich een apparaat in een slaapkamer in gebruik bevindt, dan moet het alarm daar worden geïnstalleerd.
•Als er zich een apparaat in een veel gebruikt vertrek bevindt, zoals een zitkamer, dan moet het alarm daar worden geïnstalleerd.
•Als u een zitslaapkamer bewoont, installeer het alarm dan zover mogelijk verwijderd van de kookapparatuur, maar zo dicht mogelijk bij het slaapgedeelte.
•Als er zich een apparaat in een vertrek bevindt dat doorgaans niet in gebruik is, zoals de plaats waar de ketel staat, dan behoort het alarm direct aan de buitenkant van die ruimte te worden geïnstal leerd zodat het signaal bij activering makkelijker kan worden gehoord.
4. WAAR DE DETECTOR MOET WORDEN AANGEBRACHT
Koolmonoxide heeft dezelfde dichtheid als warme lucht en om te verzekeren dat het meest effectieve gebruik van het alarm wordt ge- maakt dient het minstens 150 cm boven vloerniveau en op minstens 185 cm afstand van het betreffende apparaat te worden bevestigd. Verwarm lucht natuurlijk stijgt; het is goeder de eenheid hoger te installeren in plaats van neerlaat. De SF340 Serie kan de muur of op het plafond worden aangepast.
ALARM
1.85m
(6’)
(min)
1.5m
(5’)
(min)
5. WAAR DE DETECTOR NIET MOET WORDEN AANGEBRACHT
Installeer het alarm niet op de volgende plaatsen:
•Buiten het gebouw.
•In of onder een kast.
•In een vochtige omgeving.
•Direct boven een gootsteen of fornuis.
•Naast een deur of raam of elders waar sprake is van tocht.
•Waar de luchtstroom naar het alarm wordt belemmerd door gordijnen of meubilair.
•Waar zich vuil of stof kan verzamelen en de sensor blokkeert.
•Waar de temperatuur tot onder
40ºC kan stijgen.
•Waar makkelijk tegen het alarm kan worden gestoten of het anderszins kan worden beschadigd.
6. WERKING VAN DE DETECTOR
Wanneer de
Wanneer de module (SF340M) moet worden vervangen, laat het geluidsalarm iedere 60 seconden twee korte pieptonen horen om de noodzaak hiertoe kenbaar te maken. Het rode lampje knippert dan eenmaal per 60 seconden, zoals normaal.
7. VOORZIENINGEN VAN DE SF340 SERIE
Alle units worden gevoed door een primaire stroombron (b.v. 230 V of 12/24 V gelijkstroom en bevatten een vervangbare module waarin zich de
STROOMLAMPJE (alle SF340 modellen)
Het groene stroomlampje gaat branden wanneer de primaire stroom- bron wordt ingeschakeld (230 V of 12/24 V gelijkstroom, overeenk- omstig het model). Dit lampje gaat ook branden wanneer de module niet is bevestigd.
GELUIDSALARM (alle SF340 modellen)
In de alarmtoestand klinkt de zoemer. Modellen SF340E, SF340G en SF340H geven het morsecodesignaal for ‘CO’ af
(– • – • – –
Alle modellen in de SF340 serie hebben een
TESTKNOP (alle SF340 modellen)
Alle modellen in de SF340 serie hebben een testknop. Deze bevindt zich aan de voorkant van de unit en stelt bij indrukken de geluids- en visuele alarms in werking. Als de relais- en koppelverbindingsop- ties worden gebruikt, werken deze ook wanneer de testknop wordt ingedrukt. Bij modellen SF340F en SF340J klinkt de zoemer en de relaiswerking houdt 90 seconden aan.
RELAISUITGANG (Modellen SF340F & SF340J)
Het relais voorziet in een spanningsvrij enkelpolig omschakelingscon- tact dat kan worden gebruikt om een bedieningspaneel of schakelaar opdracht te geven een externe sirene of gasklep in werking te stellen. De relaiscontacten hebben een grenswaarde van 3 A / 230 V wissel- stroom en veranderen van status wanneer de unit de alarmtoestand bereikt of wanneer de testknop wordt ingedrukt . Zodra de unit de alarmtoestand verlaat keert het relais na 90 seconden automatisch terug naar de oorspronkelijke status.
KOPPELVERBINDING (Modellen SF340F & SF340J)
De koppelverbindingsfaciliteit staat toe om maximaal 20 SF340F of SF340J alarminrichtingen onderling te koppelen. Als een van de units de alarmtoestand bereikt treedr het geluidsalarm van alle aangesloten units in werking. Dit alarmsignaal bestaat uit en ononderbroken toon. De unit die het alarm veroorzaakte kan worden geïdentificeerd aangezien het de enige is waarvan het alarmlampje onafgebroken knippert. Zodra de unit de alarmtoestand verlaat stopt het alarmlampje met het geven van dit signaal. Na 90 seconden stoppen de zoemers van alle gekoppelde units en worden de relais teruggesteld.
8. HOE DE DETECTOR MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD
MONTAGEGATEN ELEKTRISCHE KAST
KABELINGANGSPUNTEN
WANDBEVESTIGINGSGATEN
A. Montage
Kies een geschikte locatie voor de installatie van het alarm (zie sectie 4 ‘WAAR MOET IK HET ALARM BEVESTIGEN?’ en sectie 5 ‘ WAAR HET ALARM NIET MOET WORDEN BEVESTIGD’). Het modelnummer en de voedingsspanning staan aangegeven op de voedingseenheid en kunnen worden gezien wanneer de kast is verwijderd.
Modellen SF340E, SF340F, SF340J
1.Verwijder de kast van de unit door de twee randklemmen in te drukken, en de voedingseenheid door de onderste klem in te druk ken, waarna hij kan worden losgehaald.
2.Bepaal waar de stroomkabel de unit binnengaat en snij de toepas selijke kabelingang op de basis uit. Als de bedrading naar de unit via oppervlaktemontage gebeurt, moet een standaard 16x25 mm elektrische kokerleiding voor de kabel worden gebruikt.
3.De unit is ontworpen voor zowel oppervlakte- als verzonken montage:
a) Oppervlaktemontage
Markeer de positie van de twee montagegaten, boor twee gaten met een diameter van 5 mm en zet de unit aan de wand vast met behulp van de bijgeleverde schroeven en wandpluggen.
b) Verzonken montage
Met gebruikmaking van een standaard 28 mm montagedoos met twee uitgangen worden de elektrische aansluitingen voltooid (zie onderstaand). Breng de kap van de voedingseenheid weer aan en zet het geheel vast met behulp van de twee bijgeleverde M3.5 schroeven.
B. Elektrische aansluitingen
Model SF340E
1.The SF340E moet worden gevoed vanaf een vast anker (230 V wisselstroom) met een 3 Amp smeltveiligheid.
2.Verbind de voedingsdraad met het bijgeleverde driewegklemmen blok. (Maximum draadmaat is 2.5 mm²)
( BRUIN/ROOD )
STROOMVOEREND
AARDE VOEDINGSDRAAD
NEUTRAAL ( BLAUW/ZWART )
3.Verbind de zwarte of blauwe (neutrale) draad van de voeding met het met N gemarkeerde aansluitpunt.
4.Er mag geen verbinding worden gemaakt met de netvoedingaarding. (Raadpleeg latere sectie voor relais- en koppelverbindingen).
Belangrijk: De borgschroef van de voedingseenheid moet goed worden aangedraaid om elektrische veiligheid te verzekeren.
Model SF340J |
|
| KOPPELVERBINDING |
1. De SF340J moet worden |
|
| |
SMELT- |
|
| |
gevoed vanaf een 12 V of 24 V |
| RELAISUITGANG | |
gelijkstroom bron. Er is geen | VEILIGHEID |
| |
|
| ||
externe smelt veiligheid vereist | 500mA |
| STROOMTOEVOER |
aangezien deze in de unit is | 250V |
| |
geïntegreerd. |
|
|
|
|
|
|
2.Verbinden Sie den positiven Versorgungsdraht (+12 V GS oder +24 V GS) mit dem entsprechenden Anschluß, der am Fuß des Gerätes gekennzeichnet ist.
3.Verbind de negatieve voedingsdraad (0 V) met het aansluitpunt dat is gemarkeerd met 0V.
4.Er mag geen verbinding met de voedingsaarding worden gemaakt.
(Raadpleeg onderstaande sectie voor relais- en koppelverbindingsaa- nsluitingen).
RELAISVERBINDINGEN (uitsluitend modellen SF340F & SF340J)
De relaisverbindingen komen tot stand met gebruikmaking van het klemmenblok op het klemmenbord gemarkeerd RELAY O/P. De verbindingen met de spanningsvrije relaiscontacten zijn als volgt:
N/C | – | Doorgaans gesloten |
COM | – | Gemeenschappelijk |
N/O | – | Doorgaans geopend |
De relaiscontacten hebben een grenswaarde van 3 Amp / 230 V wisselstroom
KOPPELVERBINDINGEN (uitsluitend modellen SF340F & SF340J)
Het koppelverbindingssysteem wordt gerealiseerd met gebruikmaking van het klemmenblok op het klemmenbord gemarkeerd INTERCONNECT. De units worden als volgt seriegeschakeld:
I/C - Verbinden met I/C aansluitpunten van andere SF340F of SF340J alarms
I/C 0V - Verbinden met I/C 0 V aansluitpunten van andere SF340Fof SF340J alarms
Maximaal 20 units kunnen onderling worden gekoppeld.
Alarm 1 | Alarm 2 | Alarm 3 |
Monteer de voedingseenheid aan de basis, ervoor zorgend dat de draden zich vrijelijk in de basis bevinden en niet worden bekneld. Overtuig u ervan dat de bevestigingsklem op de voorgeschreven wijze functioneert en draai vervolgend de borgschroef vast.
Belangrijk: De borgschroef van de voedingseenheid moet goed worden aangedraaid om elektrische veiligheid te verzekeren.
VOEDING BORGSCHROEF
VOEDINGSEENHEID
C. Bevestiging van de module en inwerkingstelling
Alle SF340 modellen
De sensormodule SF340M wordt gebruikt voor alle units in de SF340 serie. Bevestig de module aan de geïnstalleerde basis en voeding- seenheid en druk hem voorzichtig neer tot hij op zijn plaats vastklikt. Het rode alarmlampje gaat daarna ongeveer 10 seconden branden.
N.B. Voor de module geldt dat de
Plaats de kast van de unit door te drukken totdat de klemmen aan weerszijden hem op zijn plaats houden.
Schakel de stroom in. Controleer of het groene lampje gaat branden en of het rode lampje eenmaal per minuut kort knippert. Houd de testknop ingedrukt totdat het geluidsalarm wordt gegeven. De unit is nu gereed en operationeel.
9. HOE DE SENSORMODULE MOET WORDEN VERVANGEN
Alle SF340 modellen
Verwijder de kast van de unit door de klemmen aan weerszijden in te drukken. Verwijder de moduleborgschroef (indien aangebracht) en haal de module los van de geïnstalleerde basis en voedingseenheid. De vervangingsmodule wordt gewoon aan de voedingseenheid vast- geklemd - vervang de borgschroef waar nodig.
N.B. Voor de module geldt dat de
Houd de testknop ingedrukt totdat het geluidsalarm wordt gegeven en het rode lampje gaat knipperen. De unit is nu gereed en operationeel.
10. BATTERIJEN
Uitsluitend onderstaande batterijen zijn geschikte vervangingen voor de SF340M
Duracell MN1604
Rayovac A1604
Gold Peak 1604A Energizer 6LR61/522
Om de
11. WAT U MOET DOEN ALS HET ALARMSIGNAAL KLINKT
Als het alarmsignaal klinkt, ga dan als volgt te werk:
3 | Open alle deuren en ramen om het vertrek/gebouw te ventileren |
| en de koolmonoxide te verdrijven. |
3 | Waar mogelijk moeten alle op brandstof werkende apparaten |
| worden uitgeschakeld. Ze mogen niet worden gebruikt tot het |
Gebrauchsanweisung
Kohlenmonoxid-Melder
Modellserie SF340
VOR DER BENUTZUNG DES MELDERS DEN INHALT DIESER BEDIENUNGSANLEITUNG AUFMERKSAM DURCHLESEN UND VERSTEHEN. BEDIENUNGSANLEITUNG ZUM SPÄTEREN NACHSCHLAGEN SICHER AUFBEWAHREN. INSBESONDERE DIE SICHERHEITSHINWEISE BEACHTEN. WIRD DER MELDER VON WEITEREN PERSONEN BENUTZT, IST DIESEN AUCH DIESE BEDIENUNGSANLEITUNG AUSZUHÄNDIGEN. WIRD DER MELDER FÜR ANDERE PERSONEN INSTALLIERT, IST DEM ENDNUTZER DIESE
ANLEITUNG ODER EINE KOPIE ZU ÜBERGEBEN.
Im Lieferumfang der oben genannten Modelle befindet sich:
SF340E 230 V, 50 Hz Standardmodell
SF340F 230 V, 50 Hz Ausgabemodell (für Relais- und Verbundfunktion)
SF340J 12/24 V Gleichstrom Ausgabemodell (für Relais- und Verbundfunktion)
Each of the models above comes complete with:
SF340M
WARNUNG
Wird der
DIESER
EIN
Dieser
DIESER
•für die Erkennung von Rauch, Feuer oder einem anderen Gas ausgelegt;
•darf nicht als Ersatz für die ordnungsgemäße Wartung der
Brennstoffe verbrennenden Anlagen oder das Kehren der Essen betrachtet werden;
•darf nicht im Unterbrechungsbetrieb oder als tragbarer Detektor für Rückstände der Verbrennungsprodukte aus Verbrennungsan lagen oder Essen verwendet werden.
VORSICHT
Dieser
MELDER TESTEN
Eine grüne Netzleuchte zeigt an, dass Strom anliegt. Der Melder sollte einmal wöchentlich getestet werden. Hierzu den Prüfknopf auf der Vorderseite des Gerätes gedrückt halten. Es müsste ein Alarmsignal ertönen. Bei der Verwendung von Relaismodellen oder miteinander verbundenen Geräten ist zu beachten, dass bei diesem Test die Relaisfunktion aktiviert wird.
PFLEGE UND WARTUNG DES MELDERS
Das Gehäuse des Melders ist hin und wieder außen mit einem Tuch abzuwischen. Dabei prüfen, dass die Öffnungen auf der Vorderseite nicht mit Staub oder Schmutz zugesetzt sind. KEINE REINI-
GUNGSMITTEL, BLEICHMITTEL ODER POLITUREN VERWENDEN.
WICHTIG
•Idealer Weise wird empfohlen, in jedem Raum (oder in seiner Nähe), der über eine Brennstoff verbrennende Anlage wie z. B. eine Gasfeuerstelle, einen Zentralheizungsboiler, ein Raumheizgerät, einen Wassererhitzer, einen Herd oder Grill usw. verfügt, einen
•Bei der Installation ist darauf zu achten, dass das Alarmsignal von allen Personen, die es hören sollen, auch tatsächlich gehört werden kann.
•Besteht der Verdacht, dass ein Mitglied Ihres Haushaltes eine
Kohlenmonoxidvergiftung erlitten hat, ist medizinische Hilfe aufzusuchen.
IBENÖTIGEN SIE WEITERE ANGABEN, DIE NICHT IN DIESER ANLEITUNG ENTHALTEN SIND, WENDEN SIE SICH BITTE AN HONEYWELL ANALYTICS.
LIEFERUMFANG
Models SF340E, SF340F, SF340J bestehen aus: einem Melder,
einem Sensormodul (SF340M), einer Bedienungsanleitung, einem Einbausatz, bestehend aus:
zwei Dübeln,
zwei Befestigungsschrauben,
zwei Montageschrauben für die Elektrik.
SPEZIFIKATION |
|
|
Modelle: | SF340E,F,J |
|
Festzustellendes Gas: | Kohlenmonoxid | |
Detektorprinzip: | elektrochemische Zelle | |
Alarmanzeige: | rot blinkende Leuchte und | |
| akustisches Alarmsignal | |
Alarmstufen: | 150ppm | zwischen 10 und |
EINLEITUNG
Wir danken Ihnen, dass Sie sich für diesen Melder zur Feststellung von Kohlenmonoxid (CO) entschieden haben. In dieser Anleitung finden Sie Hinweise zur Installation und Benutzung des modularen Kohlenmonoxidmelders SF340.
DIESER MELDER DARF NUR VON EINER QUALIFIZIERTEN
FACHKRAFT INSTALLIERT WERDEN.
SÄMTLICHE ELEKTRISCHE KABEL SIND GEMÄSS DEN FÜR DIE AUS- FÜHRUNG VON SCHALTUNGEN GELTENDEN VORSCHRIFTENDES INSTITUTE OF ELECTRICAL ENGINEERS ANZUSCHLIESSEN.
1. WAS IST KOHLENMONOXID?
Kohlenmonoxid ist ein hochgiftiges Gas, das bei der Verbrennung von Brennstoffen freigesetzt wird. Es ist weder sichtbar, noch verfügt
es über einen Geruch oder Geschmack, so dass es mit den menschli- chen Sinnesorganen nur schwer festgestellt werden kann.
Potentielle Gefahrenbereiche in Ihrem Heim
Gas, Kohle |
| Boiler |
| Water |
| Tragbare |
|
|
| ||||
oder |
| oder |
| Heater |
| Gas- oder |
Holzfeuer |
| Heizgerätr |
|
|
| Paraffinheizer |
|
|
|
|
|
|
|
Verstopfte |
| Kraftfahrzeugab- |
| Tragbare |
| Küchen- |
| gasefrom aus der |
| Kochvorrichtungen, |
| ||
Esse oder |
|
|
| herde | ||
|
| die in |
| |||
| Garage |
|
| |||
Abzug |
|
| geschlossenen |
|
| |
|
|
|
|
| ||
|
|
|
| Bereichen |
|
|
|
|
|
| verwendet |
|
|
|
|
|
| werden |
|
|
Unter normalen Betriebsbedingungen, d. h. in einem Raum, in dem die Brennstoffverbrennenden Anlagen ordnungsgemäß gewartet und korrekt belüftet werden, ist die Menge des von den Anlagen an die Raumluft abgegebenen Kohlenmonoxids ungefährlich.
Eine gefährliche Menge Kohlenmonoxid kann auftreten, wenn eine oder mehrere der folgenden Bedingungen vorliegen:
1.Eine Anlage arbeitet fehlerhaft oder ist schlecht gewartet.
2.Ein Abzug ist teilweise oder vollständig blockiert.
3.Ein Raum wird nicht angemessen belüftet.
Die folgenden Bedingungen können zu vorübergehenden Kohlenmonoxidkonzentrationen führen:
1.eine durch von außen einwirkende Umgebungsbedingungen verursachte übermäßige Abgabe von Kohlenmonoxid an die Raumluft oder Umkehrung des Entlüftungsstroms der Verbrennungsanlage. Zu diesen Umgebungsbedingungen gehören:
i. die Windrichtung bzw. Luftgeschwindigkeit einschließlich Windböen; schwere Luft in den Entlüftungsrohren (kalte feuchte Luft bei verlängerten Abständen zwischen den Zyklen)
ii.negative Druckdifferenz auf Grund der Verwendung von Entlüftungsgebläsen
iii.gleichzeitiger Betrieb mehrerer Verbrennungsanlagen, die um die begrenzte Raumluft streiten
iv.abgebrochene Abzugsverbindungen bei Wäschetrocknern, Wasserheizern oder Boilern
v.Hindernisse in oder nicht herkömmliche Gestaltung von Abzügen, die die oben beschriebenen Situationen begünstigen können
2.Gehäufter Einsatz nicht entlüfteter Brennstoff verbrennender Geräte
3.Temperaturumkehr, die Abgase am Boden halten kann
4.ein in der Nähe des Hauses in einer offenen oder angebauten Garage laufendes Auto
2. WAS SIND DIE SYMPTOME EINER KOHLENMONOXIDVERGIFTUNG?
Die folgenden Symptome sind mit einer Kohlenmonoxidvergiftung verbunden und sind mit ALLEN Mitgliedern des Haushaltes zu besprechen:
Geringe Konzentration: Leichte Kopfschmerzen, Übelkeit, Erbrechen, Müdigkeit (oft als grippeähnliche Symptome beschrieben).
Mittlere Konzentration: Schwere, pulsierende Kopfschmerzen, Benommenheit,Verwirrung, beschleunigter Puls.
Extreme Konzentration: Bewusstlosigkeit, Krämpfe,
Stillstand, Tod.
Viele berichtete Fälle von Kohlenmonoxidvergiftungen zeigen, dass die Opfer, auch wenn sie bei Bewusstsein sind, so die Orientierung verlieren, dass sie sich nicht mehr retten können, da sie weder das Gebäude verlassen noch Hilfe rufen können. Des Weiteren ist wichtig zu wissen, dass kleine Kinder und Haustiere als erste betroffen sein können.
3. IN WELCHEM RAUM SOLLTE DER MELDER INSTALLIERT WERDEN?
Idealer Weise sollte sich in jedem Raum (oder in dessen Nähe), der über eine Brennstoff verbrennende Anlage verfügt, ein Melder befinden.
Besitzen Sie jedoch mehrere solche Anlagen, aber nur einen Melder, sollten Sie bei der Entscheidung, wo der Melder optimal anzubringen ist, folgendes berücksichtigen:
•Befindet sich eine Brennstoff verbrennende Anlage in einem
Schlafraum, sollte der Melder in diesem Zimmer installiert werden.
•Befindet sich eine Brennstoff verbrennende Anlage in einem Raum, der von Ihnen viel genutzt wird, wie z. B. das Wohnzimmer, sollte der Melder in diesem Zimmer eingebaut werden.
•Wohnen Sie in einem Einraumappartement, ist der Melder so weit wie möglich von der Kochstelle entfernt und dafür so nah wie möglich an Ihrem Schlafplatz anzubringen.
•Befindet sich die Brennstoff verbrennende Anlage in einem Raum, der gewöhnlich nicht benutzt wird (z. B. ein Boilerraum), ist der Melder außerhalb dieses Raumes zu montieren, so dass Sie gegebenenfalls das Alarmsignal hören können.
4. WO IST DER MELDER ZU INSTALLIEREN?
Kohlenmonoxid verfügt über eine ähnliche Dichte wie warme Luft. Um den Melder also bestmöglich zu nutzen, ist er mindestens 1.5 m über dem Boden und mindestens 1.85 m von der Brennstoff ver- brennenden Anlage entfernt anzubringen. Wärmen Sie Luft natürlich Steigen; es ist besser, die Einheit zu installieren die höher ist anstatt, lässt herunter. Die SF340 Serie kann an der Wand oder auf der Obergrenze angebracht werden.
ALARM
1.85m
(6’)
(min)
1.5m
(5’)
(min)
5. WO DARF DER MELDER NICHT INSTALLIERT WERDEN
Der Melder darf an den folgenden Stellen nicht untergebracht werden:
• außerhalb des Gebäudes |
• in oder unter einem Hängeschrank |
• in feuchter oder nasser Umgebung |
• Direkt über einem Spülbecken oder Herd |
• neben einer Tür oder einem Fenster oder an einer anderen zugigen |
Stelle |
• an Stellen, an denen der Luftstrom zum Melder durch Vorhänge |
oder Möbel behindert werden könnte |
Alarmbedingungen
Stellt die Einheit Kohlenmonoxid fest, wird ein ununterbrochenes Alarmsignal ausgegeben. Die rote Leuchte blinkt und der Summer erzeugt ein Tonsignal.
Befindet sich die Einheit bereits seit 40 Minuten im Alarmzustand, wird das Alarmsignal nur noch einmal alle 60 Sekunden ausgegeben.
Rückkehr zum Normalbetrieb
Hat sich das Kohlenmonoxid verteilt, endet das Alarmsignal automatisch. Die rote Leuchte blinkt nun wieder ungefähr einmal alle 60 Sekunden (Normalbetrieb).
Warnung Batteriewechsel
Muss die Notbatterie in Ihrem
Warnung Modulwechsel
Muss das Modul (SF340M) gewechselt werden, ertönen alle 60 Sekunden zwei kurze Pieptöne. Das Modul muss nun gewechselt werden. Die rote Leuchte blinkt wie normal einmal alle 60 Sekunden.
7. PARAMETER DER SERIE SF340
Alle Einheiten werden durch eine primäre Stromversorgungsquelle (z. B. 230 V oder 12/24 V Wechselstrom) versorgt und verfügen über ein auswechselbares Modul, in dem sich das Batterieunterstützungs- und das Gasfeststellungssystem befinden.
NETZLEUCHTE (alle Modelle der Serie SF340)
Die grüne Netzleuchte brennt, wenn die primäre Stromversorgung- squelle angeschlossen ist und funktioniert (je nach Modell 230 V oder 12/24 V Gleichstrom). Dabei brennt diese Leuchte auch, wenn das Modul nicht befestigt ist.
AKUSTISCHES ALARMSIGNAL (alle Modelle der Serie SF340) Im Alarmzustand erzeugt der Summer ein Tonsignal. Bei den Model- len SF340E, SF34 0G und SF340H wird das Morsekodesignal für „CO” (– • – • – –
BATTERIEUNTERSTÜTZUNG (alle Modelle der Serie SF340) All models in the SF340 series have a battery backup feature. This powers the alarm in the event of a primary power failure (230V or 12/24Vdc according to model).
PRÜFKNOPF (alle Modelle der Serie SF340)
Alle Modelle der Serie SF340 verfügen über einen Prüfknopf. Dieser befindet sich an der Vorderseite der Einheit. Wird er gedrückt, löst er die Ausgabe des akustischen und des optischen Alarmsignals aus.
Werden die Relais- und die Verbundoption verwendet, funktionieren diese auch dann weiter, wenn der Prüfknopf gedrückt wird. Hierbei ist zu beachten, dass bei den Modellen SF340F und SF340J der Summer einen Ton erzeugt und das Relais 90 Sekunden lang arbeitet.
RELAISAUSGABE (Modelle SF340F und SF340J)
Das Relais verfügt über einen einpoligen spannungsfreien Wechselkontakt, der verwendet werden kann, um ein Signal zu einem Bedienertableau zu übertragen oder eine externe Alarmsirene oder einen Gasschieber einzuschalten. Die Relaiskontakte arbeiten bei Nennwerten von 3 A und 230 V Wechselstrom und ändern den Status, wenn die Einheit in den Alarmzustand tritt oder der Prüfknopf gedrückt wird. Verlässt die Einheit den Alarmzustand wieder, kehrt das Relais nach einer Verzögerung von 90 Sekunden wieder in seinen ursprünglichen Zustand zurück.
VERBUND (Modelle SF340F und SF340J)
Mit Hilfe der Verbundfunktion können bis zu 20 Melder des Modells SF340F bzw. SF340J miteinander verbunden werden. Tritt eine dieser Einheiten in den Alarmzustand, erzeugen alle mit ihr verbundenen Einheiten ein akustisches Signal. Dabei handelt es sich um einen Dau- erton. Die Einheit, die den Alarm ausgelöst hat, ist daran zu erkennen, dass ihre Alarmleuchte ununterbrochen blinkt. Verlässt diese Einheit den Alarmzustand, hört die Alarmleuchte auf, das Alarmsignal zu erzeugen. Nach einer Verzögerung von 90 Sekunden stellen die Sum- mer aller angeschlossenen Einheiten die Ausgabe des akustischen Signales ein und werden die Relais zurückgesetzt.
8.WIE IST DER MELDER ZU INSTALLIEREN?
MONTAGEÖFFNUNGEN FÜR DEN ELEKTRIKKASTEN KABELEINTRITTSSTELLEN
WANDMONTAGEÖFFNUNGEN
A. Montage
Einen geeigneten Platz zur Installation des Melders auswählen (siehe Kapitel 4 „WO IST DER MELDER ZU INSTALLIEREN” und Kapitel
5 „WO DARF DER MELDER NICHT INSTALLIERT WERDEN”). Die Modellnummer und Netzspannung sind auf der Stromversorgung- seinheit gekennzeichnet und zu sehen, wenn die äußere Abdeckung abgenommen wird.
Models SF340E, SF340F, SF340J
1.Die äußere Abdeckung der Einheit abnehmen. Dazu die beiden Randklammern vorsichtig nach innen drücken. Die Stromversor gungseinheit abnehmen. Dazu die untere Klammer nach innen drücken und die Einheit abheben.
2.Entscheiden, wo das Stromversorgungskabel in die Einheit eingeführt werden soll, und den entsprechenden Kabeleintritt am Boden ausschneiden. Werden die Kabel zur Einheit auf Putz geführt, ist für die Kabel ein Kabelkanal von 16 mm x 25 mm zu verwenden.
3.Die Einheit ist entweder für die Aufputz- oder Unterputzmontage ausgelegt:
a)Aufputzmontage
Die Positionen der beiden Montageöffnungen bohren, zwei Löcher mit einem Durchmesser von 5 mm bohren und die Einheit mit den im Lieferumfang enthaltenen Schrauben und Dübeln an der Wand befestigen.
b)Unterputzmontage
Unter Verwendung einer standardmäßigen
B. Elektrische Anschlüsse
Model SF340E
1.Das Modell SF340E muss mit einer schalterlosen, mit 3 A abgesicherten Leitung (230 V Wechselstrom) versorgt werden.
2.Das Versorgungskabel an dem mitgelieferten
(BRAUN/ROT)
STROMFÜHREND
ERDLEITER NETZKABEL
Model SF340F |
|
| VERBUND |
1. Das Modell SF340F muss mit |
|
| |
einer schalterlosen | SICHERUNG |
|
|
selstromleitung versorgt werden. |
| RELAISAUSGABE | |
500mA |
| ||
Eine externe Sicherung ist nicht |
|
| |
250V |
|
| |
erforderlich, da eine Sicherung |
| LEISTUNGSAUFNAHME | |
|
| ||
in der Einheit integriert ist. (Der |
|
|
|
|
|
|
maximale Kabelquerschnitt beträgt 2.5 mm².)
2.Das rote oder braune (stromführende) Netzkabel an der mit L markierten Klemme an dem am Boden der Einheit befestigten Klemmbrett anschließen.
3.Das schwarze oder blaue (neutrale) Netzkabel an der mit N markierten Klemme anschließen.
4.Am Erdleiter der Netzversorgung darf kein Anschluss durchgeführt werden.
(Angaben zu Relais- und Verbundschaltungen siehe das folgende Kapitel.)
Wichtig: Die Befestigungsschraube der Stromversorgung muss angezogen werden, um die elektrische Sicherheit zu gewährleisten.
Model SF340J |
| VERBUND | |
1. Das Modell SF340J muss |
| ||
mit 12 V Gleichstrom oder | SICHERUNG |
| |
24 V Gleichstrom versorgt | RELAISAUSGABE | ||
500mA | |||
werden. Eine externe Sicher- |
|
ung ist nicht erforderlich, da | 250V | ||
|
| LEISTUNGSAUFNAHME | |
eine Sicherung in der Einheit |
|
| |
|
|
| |
integriert ist. |
|
|
|
|
|
| |
2.Verbinden Sie den positiven Versorgungsdraht (+12 V GS oder +24 V GS) mit dem entsprechenden Anschluß, der am Fuß des Gerätes gekennzeichnet ist.
3.Den negativen Leiter (0 V) an der mit 0 V markierten Klemme anschließen.
4.Am Erdleiter des Netzes darf kein Anschluss ausgeführt werden. (Angaben zu Relais- und Verbundanschlüssen siehe das folgende Kapitel.)
RELAISANSCHLÜSSE (nur für die Modelle SF340F und SF340J)
Die Relaisanschlüsse werden mit Hilfe des mit RELAY O/P markierten Klemmenblock auf der Klemmleiste ausgeführt. Die Anschlüsse an den spannungsfreien Relaiskontakten sind wie folgt:
N/C | – | im Normalzustand geschlossen |
COM | – | gemeinsam |
N/O | – | im Normalzustand geöffnet |
Die Relaiskontakte sind für die Nennwerte 3 A und 230 V Wechselstrom ausgelegt.
VERBUNDANSCHLÜSSE (nur für die Modelle SF340F und SF340J)
Das Verbundsystem wird mit Hilfe des mit INTERCONNECT markierten Klemmenblocks auf der Klemmleiste hergestellt. Die Serienschaltung der Einheiten erfolgt wie folgt:
I/C - an der
I/C 0V - an der I/C
Es können maximal 20 Einheiten miteinander verbunden werden.
MELDER 1 | MELDER 2 | MELDER 3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| (zoals vereist door BS7860: 1996) | |
Voedingsspanningsbereik: | SF340E,F | 220/240 V |
| wisselstroom, 50 Hz | |
| SF340J | 12 V gelijkstroom |
| ±10% of 24 V gelijkstroom ±10% | |
Bedrijfstemperatuur: | ||
Vochtigheidsbereik: | 30 to 90% RH. | |
Opwarmingstijd na eerste inschakeling: | Ogenblikkelijk. | |
Normale levensduur module: | 5 Jaar. |
|
Levensduur |
|
|
alarmtoestand: | Minstens 5 dagen | |
Afmetingen: | 170mm x 110 mm x 65mm. | |
STROOMLAMPJE
TESTKNOP
ZOEMER
GASINLAAT
UNITBEDRADING BRUIN
BLAUW
3. | Verbind de bruine draad van de voedingseenheid met de rode of |
| bruine draad van de voeding (stroomvoerend). |
4. | Verbind de blauwe draad van de voedingseenheid met de zwarte |
| of blauwe draad van de voeding (neutraal). |
5. | Er mag geen verbinding worden gemaakt met de netstroomaard |
| ing. De aardingsdraad kan worden omwikkeld en verbonden met |
| het derde aansluitpunt van het blok om contact met de andere |
| draden te voorkomen. |
| weer veilig is om dit te doen. |
3 | Ontruim het pand, maar laat alle deuren en ramen open. |
3 | Bel naar gelang van de situatie het gasbedrijf of een andere |
| brandstofleverancier op het noodgevallennummer en leg het |
| probleem uit. |
3 | Bewaar het betreffende nummer op een goed zichtbare plaats. |
3 | Ga het pand niet binnen voordat het alarmsignaal is gestopt. |
3 | Roep onmiddellijk medische hulp in als iemand lijdt aan de |
| gevolgen van koolmonoxidevergiftiging in de vorm van hoofdpijn, |
| misselijkheid enz., en vertel daarbij dat dit waarschijnlijk het |
|
| 30 Minuten |
| 350ppm | innerhalb von 6 |
|
| Minuten (gemäß |
|
| BS7860: 1996) |
Netzspannung von bis: | SF340E,F | 220/240 V |
|
| Wechselstrom, 50 Hz |
| SF340J | 12 V Gleichstrom |
|
| ±10 % oder 24 V |
|
| Gleichstrom ±10 % |
Betriebstemperatur: | 5ºC bis 40ºC. | |
Feuchtigkeitsbereich: | 30 bis 90 % relative Luftfeuchtigkeit | |
Aufwärmzeit nach erstmaliger |
|
|
Inbetriebnahme: | sofort betriebsbereit | |
• an Stellen, an denen sich Staub oder Schmutz ansammeln und |
den Sensor zusetzen könnte |
• an Stellen, an denen die Temperatur unter |
40ºC steigen könnte |
• an Stellen, an denen das Gerät leicht angestoßen oder beschädigt |
werden könnte |
• innerhalb von 1.5 m Entfernung zu einer Kochstelle |
6. BETRIEB DES MELDERS
NEUTRALLEITER
(BLAU/SCHWARZ)
Gewicht: | Ongeveer 575g. |
DISPOSAL WARNING: Do not dispose of in fire
GARANTIE
Wij garanderen dat uw nieuwe gasalarminrichting vanaf de koopdatum en uitgaande van normaal gebruik en voorgeschreven service 5 jaar vrij zal zijn van fabrieks- en materiaalfouten. Gedurende deze periode zullen wij, geheel naar eigen goeddunken, enig deel van het alarm dat defect is bevonden als gevolg van een fabrieks- of materiaalfout, mits gebeurd tijdens normaal gebruik en met inachtneming van de voorgeschreven service, repareren, vervangen of de prijs ervan vergo- eden. Wij zullen echter onder geen enkele verplichting zijn om units te repareren, te vervangen of de prijs ervan te vergoeden die op enigerlei wijze defect zijn bevonden als gevolg van beschadiging, verwaarloz- ing of onredelijk gebruik, dan wel waarmee is geknoeid of waarvan is geconstateerd dat ze zijn gedemonteerd. Defecte units moeten in ge- schikte verpakking, samen met het aankoopbewijs, worden gezonden aan Honeywell Analytics, 4 Stinsford Road, Nuffield Industrial Estate, Poole, Dorset BH17 0RZ, Engeland. In een begeleidend schrijven dient ieder probleem met het alarm te worden verduidelijkt. Deze garantie heeft geen invloed op uw wettelijke rechten als consument.
De detector is niet voorzien van een
Normale werking
Wanneer de unit wordt gevoed vanaf de primaire stroombron (b.v.
230 V wisselstroom, 12/24 V gelijkstroom) is het groene lampje verlicht. (Het groene lampje is onverlicht wanneer de
Zolang er geen koolmonoxide aanwezig is, zal het rode lampje eenmaal per 60 seconden knipperen. Dit betekent dat het alarm op de voorgeschreven wijze werkt.
Alarmtoestand
Wanneer de unit koolmonoxide ontdekt, wordt het alarmsignaal onon- derbroken gegeven. Het rode lampje knippert en de zoemer klinkt.
Wanneer de unit voor een periode van 40 minuten in de alarmtoes- tand heeft verkeerd, wordt het alarmsignaal daarna eenmaal per 60 seconden gegeven.
Terugkeer naar normale werking
Zodra de koolmonoxide is verdwenen, stopt het alarm automatisch. Het rode lampje knippert dan eenmaal per 60 seconden (normale werking).
6. | Zodra alle elektrische verbindingen tot stand zijn gekomen, moet |
| het klemmenblok op de basis worden geplaatst middels |
| penbevestiging. |
7. | Monteer de voedingseenheid aan de basis, ervoor zorgend dat de |
| draden zich vrijelijk in de basis bevinden en niet worden bekneld. |
| Controleer of de voedingseenheid goed is gepositioneerd en de |
| bevestigingsklem op de voorgeschreven wijze functioneert. Zet de |
| voedingseenheid op zijn plaats vast door de borgschroef stevig |
| aan te draaien. |
Belangrijk: De borgschroef van de voedingseenheid moet goed worden aangedraaid om elektrische veiligheid te verzekeren.
Model SF340F |
|
|
|
1. De SF340F moet worden gevoed |
|
| KOPPELVERBINDING |
vanaf een vast 230 V wisselst | SMELT- |
|
|
roomanker. Er is geen externe |
| RELAISUITGANG | |
VEILIGHEID |
| ||
smeltveiligheid vereist aangezien |
|
| |
500mA |
|
| |
de voedingseenheid een smelt |
| STROOMTOEVOER | |
250V |
| ||
veiligheid bevat. (Maximum |
| ||
|
|
| |
draadmaat is 2.5 mm²) |
|
|
|
2.Verbind de rode of bruine (stroomvoerende) draad van de voeding met het met L gemarkeerde aansluitpunt op het klemmenbord dat op de basis van de voedingseenheid is bevestigd.
geval is. |
3 Neem de betreffende apparaten niet weer in gebruik totdat ze |
door een deskundige zijn gecontroleerd en het defect is gevonden |
en gerepareerd. Ingeval van gasapparaten moet dit worden |
gedaan door een installateur met een CORGI registratie. |
Honeywell Analytics 4 Stinsford Road Nuffield Industrial Estate Poole BH17 0RZ
UK
Gratis telefoonnummer: (+44) (0) 800 0642999
Issue 4 / A02894 2102M0658 MAN0820_EMEA_FR_DE_NL
© 2008 Honeywell Analytics
Normale Betriebsdauer des Moduls: | 5 Jahre |
Lebensdauer der Notbatterien im |
|
Alarmzustand: | mindestens 5 Tage |
Abmessungen: | 170mm x 110 mm x 65mm. |
Gewicht: | ungefähr 575g. |
DISPOSAL WARNING: Do not dispose of in fire
GARANTIE
Wir garantieren, dass Ihr neuer Gasmelder unter normalen Gebrauchs- und Wartungsbedingungen fünf Jahre lang ab dem Kaufdatum weder Materialfehler noch Ausführungsmängel aufweist. In diesem Zeitraum werden wir jedes Teil des Gasmelders, das trotz normaler Benutzung und Wartung des Gerätes entweder Materialfehler oder Ausfüh- rungsmängel aufweist, nach eigenem Ermessen reparieren, ersetzen oder den Kaufpreis erstatten. Wir sind jedoch nicht verpflichtet, Geräte zu reparieren, zu ersetzen oder ihren Kaufpreis zu erstatten, deren Mängel auf Beschädigungen, mangelhafte Pflege oder eine ungeeignete Benutzung zurückzuführen sind oder die manipuliert oder demontiert wurden. Defekte Geräte sind zusammen mit dem Kaufbeleg in einer geeigneten Verpackung an die folgende Adresse einzusenden: Honeywell Analytics, 4 Stinsford Road, Nuffield Industrial Estate, Poole, BH17 0RZ. Bitte erläutern Sie in einem Begleitschreiben sämtliche Probleme mit dem Melder. Diese Garantie beeinträchtigt nicht die gesetzlichen Ansprüche.
PRÜFKNOPF
SUMMER
GASEINLASS
NETZLEUCHTESICHERHEITSLEUCHTE
Der Melder verfügt über keinen
Normalbetrieb
Wird die Einheit mit der primären Stromquelle (z. B. 230 V Wechsel- strom, 12/24 V Gleichstrom) betrieben, leuchtet die grüne Leuchte. (Die grüne Leuchte brennt nicht, wenn die Notbatterien in Gebrauch sind.)
Ist kein Kohlenmonoxid vorhanden, blinkt die rote Alarmleuchte ungefähr einmal alle 60 Sekunden. Damit zeigt sie an, dass der Melder korrekt funktioniert.
KABEL DER |
| BRAUN |
EINHEIT |
|
|
BLA |
3.Das braune Kabel der Stromversorgungseinheit am roten oder braunen Netzkabel (stromführend) anschließen.
4.Das blaue Kabel der Stromversorgungseinheit am schwarzen oder blauen Netzkabel (Neutralleiter) anschließen.
5.Am Erdleiter der Netzversorgung darf kein Anschluss durchge führt werden. Der Erdleiter kann mit einer Hülse geschützt und an der dritten Klemme des Klemmenblocks angeschlossen werden, um einen Kontakt mit anderen Kabeln zu verhindern.
6.Sind alle elektrischen Anschlüsse ausgeführt, den Klemmenblock auf dem Boden platzieren.
7.Die Stromversorgungseinheit am Boden befestigen. Dabei prüfen, dass sich die Kabel im Boden befinden und nicht eingeklemmt sind. Prüfen, dass die Stromversorgung korrekt positioniert und die Befestigungsklemme eingerastet ist. Die Stromversorgung durch Anziehen der Befestigungsschrauben an ihrem Platz befestigen.
Wichtig: Die Befestigungsschraube der Stromversorgung muss angezogen werden, um die elektrische Sicherheit zu gewährleisten.
