
Belichting
Kies een belichtingsstand
86–93).
Kies een combinatie van diafragma en sluiter-
tijd (belichtingsstand P;
86).
Kies een sluitertijd (belichtingsstand S of M; ![]()
88, 92).
Kies een diafragma (belichtingsstand A of M; ![]()
90, 92).
Stel de belichtingscorrectie in (
97).
Sluitertijdvergrendeling (belichtingsstand S of
M;
94).
Diafragmavergrendeling (belichtingsstand A
of M;
94).
Zet bracketing aan of uit/selecteer aantal op-
namen bij bracketing; (
98, 103).
Selecteer de ophoogwaarde voor bracketing (
99, 103).
Flitsinstellingen
Kies een flitssynchronisatiestand voor een opti- onele flitser (
114).
Inleiding—Eerste kennismaking met de camera
13