![•Een apparaat wissen](/images/new-backgrounds/14477/1447757x1.webp)
Andere Werkingen
•De apparaatnaam bewerken 1. Selecteer “EDIT DEV.”.
2.Draai de [
3.Druk op de [ ] knop.
∗ De display toont de apparaatnaam.
Gerätbezeichnung
4.Draai aan de [ ] knop om een karakter te veranderen.
5.Druk op de [ ] toets of op de [
] knop om naar het volgende karakter te gaan.
Druk op de [] toets om terug te gaan naar het vorige karakter.
6.Druk op de [ ] knop op de laatste spatieom te naam op te slaan.
Opmerkingen:
•Ook wanneer u de [ ] knop 1,5 seconde of langer ingedrukt houd op een willekeurige positie, wordt de naam opgeslagen.
•Indien geen apparaat verbonden is, wordt “(no devices)” in de display getoond.
•Een apparaat wissen
1. Selecteer “DEL DEV.”.
2.Draai aan de [ ] knop om een apparaat te selecteren, dat u wenst te wissen.
3.Druk op de [ ] knop. Er wordt gevraagd, het wissen te bevestigen.
4.Draai aan de [ ] knop om “YES” of “NO” te selecteren.
5.Druk op de [ ] knop om de selectie te bevestigen.
Opmerkingen:
•Wanneer een apparaat gewist wordt, wordt iedere actuele
• Automatisch verbinden
Met deze functie kan het toestel, bij het aanschakelen of bij het omschakelen naar de telefoonmodus, automatisch verbonden worden met een voorgaand verbonden apparaat. De Bluetooth® draadloze functie van uw telefoon moet ingeschakeld zijn om automatisch een verbinding op te kunnen zetten.
1. | Selecteer “AUTO CONN”. |
|
|
2. | Draai aan de [ | ] knop om “ON” |
|
| of “OFF” te selecteren. |
|
|
| ON : Automatisch verbinden geactiveerd. |
| |
| OFF : Automatisch verbinden gedesactiveerd. |
| |
Opmerkingen: |
|
| |
• De vooraf ingestelde fabrieksinstelling is “OFF”. |
| ||
• Aciveer deze functie alleen maar, indien uw | Nederlands | ||
| telefoon ondersteund wordt. |
| |
• De micofooningang selecteren | |||
1. | Selecteer “MIC”. |
|
|
2. | Draai aan de [ | ] knop om het |
|
| volgende te selecteren: |
|
|
INTERNAL : Ingebouwde microfoon wordt gebruikt.
EXTERNAL : Een externe microfoon wordt gebruikt.
Opmerking:
•De vooraf ingestelde fabrieksinstelling is “INTERNAL”.
Systeemmenu
1. Houd de [] en [
] toetsen ,tegelijkertijd, 1,5 seconde of langer ingedrukt.
• Indien geen apparaat verbonden is, wordt “(no |
devices)” in de display getoond. |
• “All” optie is beschikbaar, indien meer dan één |
apparaat aangesloten is. |
• Wanneer de paringsinformaties in het hoofdtoestel |
gewist worden, verhindert dit alleen maar, dat het |
hoofdtoestel met het andere apparaat verbonden |
wordt. Het verhindert niet, dat het andere apparaat |
probeert een verbinding met het hoofdtoestel op |
2.Druk op de [ , te selecteren.
“VERSION” ![Manual background](/images/new-backgrounds/14477/1447757xi82.webp)
3.Druk op de [ verlaten.
] toets om een functie
“FACT. RST”
] toets om het menu te
te zetten. Wis ook de paringsinformaties over |
het hoofdtoestel van de telefoon/het apparaat. |
Controleer altijd, of de paringsinformaties zowel van |
het apparaat als van het hoofdtoestel zijn gewist, |
alvorens een nieuwe paring te starten. |
De versie van het toestel controleren
FB278RBT 165