24
INEENZETTEN LET OP:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en nie t
op een stopcontact is aangesloten alvorens enig werk
aan het gereedschap uit te voeren.
Installeren of verwijderen van het zaagblad
(Fig.4, 5 en 6)
LET OP:
• Verwijder altijd alle spaanders of verontreinigingen van
het zaagblad en/of de zaagbladhouder. Als u dit ver-
zuimt, bestaat er kans dat het zaagblad niet goed vast-
gezet zal zijn, hetgeen ernstige verwonding kan
veroorzaken.
• Raak het zaagblad of het werkstuk niet aan onmiddel-
lijk na het gebruik; deze kunnen gloeiend heet zijn en
brandwonden veroorzaken.
• Zet het zaagblad goed vast, omdat er anders gevaar is
voor ernstige verwonding.
• Wees bij het verwijderen van het zaagblad voorzichtig
dat u uw vingers niet verwondt aan de bovenkant van
het zaagblad of de werkstukspaanders.
Om het zaagblad aan te brengen, opent u de gereed-
schapsopener tot de stand aangegeven in de afbeelding.
(Fig. 4)
Houd de opener in die positie en steek het zaagblad zo
ver in de zaagbladklem dat de twee uitsteeksels van het
zaagblad niet meer zichtbaar zijn. (Fig. 5)
Breng de gereedschapsopener terug naar zijn oorspron-
kelijke positie.
Nadat het zaagblad geïnstalleerd is, moet u er even aan
trekken om te controleren of het goed vast zit.
LET OP:
• Open de gereedschapsopener niet te ver, omdat het
gereedschap daardoor beschadigd kan raken.
Om het zaagblad te verwijderen, opent u de gereed-
schapsopener tot de stand aangegeven in de afbeelding.
Trek het zaagblad eruit in de richting van de gereed-
schapsvoet. (Fig. 6)
OPMERKING:
• Smeer regelmatig de rol.
Opbergplaats voor de inbussleutel (Fig. 7)
Wanneer u de inbussleutel niet gebruikt, kunt u hem hier
handig opbergen.
BEDIENING LET OP:
• Houd het gereedschap stevig vast met één hand aan
het schakelaarhandvat en de andere aan de voorhand-
greep tijdens het gebruik van het gereedschap.
• Houd de voet van het gereedschap altijd vlak met het
werkstuk. Als u dit niet doet, kan het zaagblad breken,
hetgeen ernstige verwonding kan veroorzaken.
Schakel het gereedschap in en wacht totdat het zaagblad
op volle toeren draait. Plaats dan de voet van het gereed-
schap vlak op het werkstuk en beweeg het gereedschap
langzaam naar voren langs de van te voren op het werk-
stuk aangebrachte zaaglijn. Voor het zagen van bochten
dient het gereedschap zeer langzaam naar voren te wor-
den bewogen. (Fig.8)
Zagen onder een schuine hoek
LET OP:
• Zorg er altijd voor dat het gereedsch ap is uitgeschakeld
en het netsnoer uit het stopcontact is verwijderd, alvo-
rens de voet van het gereedschap schuin te zetten.
Door de gereedschapsvoet schuin te zetten kunt u
schuin zagen bij een willekeurige hoek tussen 0° en 45°
(links of rechts). (Fig. 9)
Draai met de inbussleutel de bout aan de achterkant van
de voet los. Beweeg de voet zodat de bout vlak in het
midden van de schuine sleuf in de voet komt te zitten.
(Fig. 10)
Kantel de gereedschapsvoet om de gewenste schuine
hoek te krijgen. De V-inkeping in het tandwielhuis geeft
de schuine hoek in schaalverdelingen aan. Draai daarna
de bout vast om de voet vast te zetten. (Fig. 11)
Zagen tot helemaal tegen de kant (Fig. 12)
Draai met de inbussleutel de bout aan de achterkant van
de voet los en schuif de voet helemaal naar achteren.
Draai daarna de bout vast om de voet vast te zetten.
Figuren uitzagen
Voor het uitzagen van figuren kunt u methode A of B
gebruiken.
A)Voorboren van een startgaatje:
Om figuren onmiddellijk in het midden van het werk-
stuk uit te zagen, en dus niet vanaf de rand, dient u
eerst een startgaatje met een diameter van 12 mm of
meer te boren. Steek het zaagblad door dit gaatje en
begin dan met te zagen. (Fig. 13)
B)Invalzagen:
U hoeft geen startgaatje te boren of geen geleides-
nede te maken indien u voorzichtig als volgt te werk
gaat.
1. Houd het gereedschap schuin voorover door alleen
het voorste gedeelte van de voet op het werkstuk
te laten rusten, met de punt van het zaagblad net
boven het werkstukoppervlak. (Fig. 14)
2. Oefen een beetje druk uit op het gereedschap om
te voorkomen dat de voorrand van de voet kan
bewegen, en schakel het gereedschap in. Laat het
achterste van het gereedschap langzaam zakken.
3. Naarmate het zaagblad door het werkstuk heen
zaagt, laat u de voet van het gereedschap lang-
zaam op het werkstukoppervlak zakken.
4. Zaag verder op de normale manier.
Afwerken van de randen (Fig.15)
Voor het afwerken van randen of voor nauwkeurig op
maat zagen, laat u het zaagblad lichtjes langs de
gezaagde randen lopen.
Zagen van metaal
Voor het zagen van metaal dient u altijd een geschikt
koelmiddel (snijolie) te gebruiken. Wanneer u dit niet
doet, zal het zaagblad snel slijten. In plaats van een koel-
middel te gebruiken, kunt u ook de onderkant van het
werkstuk invetten.