•Schakel de aandrijving naar de hulpstukken uit, stop de motor en maak de bougiekabel(s) los of verwijder het contactsleuteltje,
-voordat u opgehoopt materiaal weghaalt of een ver- stopte afvoer leeg maakt;
-voordat u de maaimachine controleert, schoonmaakt of eraan werkt;
-nadat u een ongewenst voorwerp heeft geraakt. Inspecteer de maaimachine op schade en voer reparaties uit voordat u de machine weer start en gebruikt;
-als de machine abnormaal begint te trillen (onmid- dellijk controleren).
-vor dem Entfernen von Verstopfungen aus dem Mähwerk oder dem Auswurf;
•Schakel de aandrijving naar de hulpstukken uit tijdens transport of als ze niet worden gebruikt.
•Stopdemotorenschakeldeaandrijvingnaarhethulpstukuit,
-voordat u tankt;
-voordat u de opvangzak verwijdert;
-voordat u de hoogte verstelt tenzij de hoogte vanuit de bestuurdersplaats kan worden ingesteld.
•Minder gas tijdens het uitlopen van de motor, en als de motor met een afsluitklep is uitgerust, moet u de brand- stoftoevoer aan het einde van het maaien afsluiten.
IV. ONDERHOUD EN OPSLAG
•Houd alle moeren, bouten en schroeven goed vastge- draaid zodat u er zeker van kunt zijn dat de machine in een veilige bedrijfsstaat verkeert.
•Sla de machine nooit in een gebouw op, waar dampen een open vlam of vonk kunnen bereiken, terwijl zich benzine in de tank bevindt.
•Laat de motor afkoelen voordat u hem in een besloten ruimte opbergt.
•Beperk brandgevaar: houd de motor, geluiddemper, ac- curuimte en
•Controleer de opvangzak vaak op slijtage of verwering.
•Vervang versleten of beschadigde onderdelen om veiligheidsredenen.
•Als de brandstoftank afgetapt moet worden, moet dit buiten worden gedaan.
•Op machines met meerdere messen dient u eraan te denken dat het draaien van één mes andere messen kan doen draaien.
•Wanneer de machine moet worden geparkeerd, opgesla- gen of alleen moet worden gelaten, moet de
WAARSCHUWING: Maak de bougiekabel altijd los, plaats hem waar hij de bougie niet kan raken teneinde onverhoeds starten te voorkomen tijdens het opstellen, vervoeren, afstellen of uitvoeren van reparaties.
MODEL | PNC |
|
| ML | SERIAL NO. | ||
|
|
|
|
|
|
|
|
CATALOGUE NO. |
|
| KW |
| KG |
| RPM |
|
|
|
|
|
|
|
|
MADE IN U.S.A. |
|
|
|
|
|
|
|
ORANGEBURG, SC 29116 |
|
|
|
| D | ||
2005 |
|
|
|
|
|
|
02682
|
|
| CT131 |
|
|
| 12,5/9,2 |
|
| * |
|
|
|
| |
|
|
| 92 |
|
|
| |
|
|
| 235 |
EN836:1997/A2 |
| ||
EMC 2004/108/EC |
| ||
ISO 3744 | 98/37/EC | LpA < 90 dBa | |
ISO 11094 | 2002/44/EC | LwA < 100 dBa | |
|
|
| EN 1033 |
Vibration | Lärmpegel | A (8) ≤ 2.5 | |
EN 1032 | |||
Vibration | Vibratie | A (8) ≤ 0.5 | |
Vibración | Vibrazioni |
| |
Vibrering | Vibration |
| |
Vibrasjon | Tärinä |
| |
m/s2 | 02663 |
| |
*As rated by the engine manufacturer |
|
14