Werken met de camera
Flits
De camera beschikt over vier verschillende flitsfuncties:
1.Automatische flits: met deze functie worden bij ongunstige lichtverhoudingen alle opnamen automatisch met flits gemaakt.
2.Flits aan: met deze functie worden algemeen alle opnamen met flits gemaakt. Het wordt aanbevolen om met deze func- tie te werken wanneer weinig licht voorhanden is of het opnameobject van achteren wordt belicht.
3.Flits uit: in deze instelling blijft de flits achterwege.
4.
Zelfontspanner
Met deze functie wordt de opname na het bedienen van de ontspanner ongeveer rond 10 seconden vertraagd. In deze tijd kunt u uw plaats in het beeld innemen.
1.Met de
2.De camera op een statief of een andere vaste ondergrond zetten, zodat de opname niet beweegt.
3.Beeld samenstellen en een plaats voor zichzelf uitkiezen.
4.Ontspanner bedienen.
5.Het rode lampje knippert ongeveer 10 seconden voordat de opname wordt gemaakt.
In deze tijd kunt u uw gewenste plaats in het beeld innemen.
TV-modus
1.Camera inschakelen en videokabel aansluiten.
2.Er bestaan drie opties voor het werken met het tele- visiebeeldscherm. Kiest u de gewenste functie met de knop
38