Momentopname

(Voor opnamen op een cassette)

Deze functie stelt u in staat stilbeelden, vergelijkbaar met foto’s, op een band op te nemen.

MOMENTOPNAME FUNCTIE SELECTIE

1 Zet de spanningsschakelaar y op “ ” terwijl u de vergrendeltoets t op de schakelaar ingedrukt houdt. Trek de zoeker helemaal uit of klap de LCD monitor helemaal open.

2 Druk het MENU/VOLUME $. Het Menuscherm verschijnt.

3 Verdraai het MENU/VOLUME $, kies “ (CAMERA)” en druk het wieltje in.

4 Verdraai het MENU/VOLUME $, kies “SNAP MODE” en druk het wieltje in.

5 Verdraai het MENU/VOLUME $ om de gewenste momentopname-functie te kiezen en druk het nog eens in. Verdraai het MENU/VOLUME $, kies “ RETURN” en druk het wieltje vervolgens twee keer in. Het Menuscherm zal zich sluiten.

FULL

PIN-UP

FRAME

Snapshotfunctie

Pin-Up functie

Snapshotfunctie

zonder lijst

 

met lijst

Het gesimuleerde geluid van een sluiter die afgaat zal klinken.

MOMENTOPNAME OPNEMEN

1 Druk op SNAPSHOT %. “PHOTO”^ zal verschijnen terwijl de momentopname wordt gemaakt.

Als u op SNAPSHOT drukt terwijl de camcorder in de Opnamestandbyfunctie staat . . .

..... zal de aanduiding “PHOTO”^ in beeld verschijnen

en zal er gedurende ongeveer 6 seconden een stilbeeld worden vastgelegd, waarna de camcorder weer in de Opnamestandbyfunctie zal terugkeren.

Als u op SNAPSHOT drukt terwijl de camcorder aan het opnemen is . . .

..... zal de aanduiding “PHOTO”^ in beeld verschijnen

en zal er gedurende ongeveer 6 seconden een stilbeeld worden vastgelegd, waarna de camcorder weer in de Opname-stand zal terugkeren.

Ongeacht de stand van de Spanningsschakelaar y (“ ” of “ ”), zullen momentopnamen gemaakt worden met de geselecteerde momentopnamefunctie.

Motordrive-functie

Als u SNAPSHOT % ingedrukt houdt, krijgt u ongeveer hetzelfde effect als bij een serie foto’s die met een motor-drive werd gemaakt. (Er zit ongeveer 1 seconde tussen de stilbeelden.)

NE

OPMERKINGEN:

Raadpleeg “BEEP”( blz. 23) om het sluiter-geluid uit te schakelen.

Als een momentopname niet mogelijk is, zal de aanduiding “PHOTO”^ gaan knipperen wanneer er op SNAPSHOT % wordt gedrukt.

Zelfs als de Programmabelichting met speciale effecten ( blz. 16) ingeschakeld is, zullen bepaalde functies van de Programmabelichting met speciale effecten niet werken wanneer u een momentopname wilt gaan maken. De icoon zal gaan knipperen in zo’n geval.

Als u op SNAPSHOT % drukt wanneer “DIS” aan (ON) staat ( blz. 22), zal de beeldstabilisator worden uitgeschakeld.

Ook bij het afspelen van de band zijn alle momentopname-functies beschikbaar wanneer. Het gesimuleerde geluid van de sluiter zal echter niet geproduceerd worden.

Bij het maken van een momentopname is het mogelijk dat het beeld in de zoeker gedeeltelijk verloren gaat. Dit heeft echter geen enkel effect op het opgenomen beeld.

Wanneer er een kabel is aangesloten op de AV aansluiting, zal het sluitergeluid niet worden geproduceerd via de luidspreker, maar wel op de band worden opgenomen.

Automatische Scherpstelling

Het autofocus-systeem van de camcorder kan normaliter doorlopend scherpstellen op onderwerpen die dichtbij liggen (tot 5 cm afstand) tot oneindig. Onder de volgende omstandigheden wordt echter niet juist scherpgesteld (en moet u handmatig scherpstellen):

Wanneer twee onderwerpen elkaar overlappen in dezelfde scène.

Wanneer de scène onderbelicht is.*

Wanneer het onderwerp geen contrast heeft (geen verschil tussen donker en licht), bijvoorbeeld een vlakke, één-kleurige muur of heldere, blauwe lucht.*

Wanneer een donker onderwerp nauwelijks in de zoeker zichtbaar is.*

Wanneer de scène kleine patronen of identieke patronen bevat die regelmatig worden herhaald.

Indien de scène door de zon of via reflecterend licht van water of een ander onderwerp wordt belicht.

Bij opname van een onderwerp met een achtergrond die een sterk contrast heeft.

* Wanneer de volgende waarschuwingen voor laag contrast knipperen: , , en

OPMERKINGEN:

Indien de lens vuil of wazig is, zal niet juist kunnen worden scherpgesteld. Houd de lens daarom schoon of reinig met een zachte doek indien nodig. Wanneer er condens op de lens is gevormd, moet u de condens met een zachte doek wegvegen of even wachten totdat het is verdampt.

Bij het opnemen van een onderwerp dat dicht bij de lens is, moet u eerst uitzoomen ( blz. 12). Indien u met de automatisch scherpstellingsfunctie inzoomt, kan de camcorder namelijk automatisch, afhankelijk van de

afstand tussen het onderwerp en de camcorder, gaan uitzoomen. Indien “TELE MACRO”( blz. 22) is geactiveerd, zal de camcorder niet automatisch uitzoomen.

18 VOOR OPNAME