22 NE OPNAMEFUNCTIES

De belichting instellen

In de volgende situaties is het raadzaam handmatig de belichting in te stellen:

Als u filmt met omgekeerde belichting of als de achtergrond te licht is.

Als u filmt met een reflecterende natuurlijke achtergrond, bijvoorbeeld het strand of een besneeuwde berg.

Als de achtergrond erg donker is of als het onderwerp licht is.

1 Houd de blokkeerknop op de aan/uit-knop ingedrukt en zet de aan/uit-knop op “M”.

2 Open de LCD-monitor volledig. ( blz. 10)

3 Druk de draaiknop MMENU/VOL. in. Het menuscherm verschijnt.

4 Selecteer “p (EXPOSURE)” met de draaiknop MMENU/VOL. en druk de draaiknop in.

5 Selecteer “MANUAL” met de draaiknop MMENU/VOL. en druk de draaiknop in.

De aanduiding voor de belichtingsinstelling verschijnt.

6 Als u het beeld lichter wilt maken, draait u de draaiknop MMENU/VOL. naar “+”. Als u het beeld donkerder wilt maken, draait u de draaiknop MMENU/ VOL. naar “–”. (maximaal ±6)

De instelling +3 heeft hetzelfde effect als

achtergrondlichtcompensatie. ( blz. 23)

Diafragmablokkering

Net als de pupil van het menselijk oog, trekt het diafragma in een goedverlichte omgeving samen om te voorkomen dat er te veel licht binnenvalt. In een donkere omgeving verwijdt het diafragma zich om meer licht binnen te laten.

Gebruik deze functie in de volgende situaties:

Als u een bewegend onderwerp filmt.

Als de afstand tot het onderwerp verandert (waardoor de grootte ervan op het LCD-scherm of in de zoeker verandert), bijvoorbeeld als het onderwerp zich van u verwijdert.

Als u filmt met een reflecterende natuurlijke achtergrond, bijvoorbeeld het strand of een besneeuwde berg.

Als u onderwerpen onder een spot filmt.

Bij het inzoomen.

Wanneer het onderwerp zich dichtbij bevindt, blokkeert u het diafragma. Zelfs als het onderwerp zich nu van u verwijdert, wordt het beeld niet donkerder of lichter.

Voer voordat u de onderstaande procedure volgt, stap 1 5 bij “De belichting instellen” uit.

6 Zoom in of uit totdat het onderwerp het LCD-scherm of de zoeker vult. Druk vervolgens op de draaiknop MMENU/VOL. en houd deze langer dan twee seconden ingedrukt. De belichtingsinstellingsaanduiding en de aanduiding “” verschijnen.

De instelling –3 heeft hetzelfde effect als het instellen van

r” op “SPOTLIGHT”. ( blz. 20)

7 Druk de draaiknop MMENU/VOL. in om het instellen van de belichting te voltooien.

De automatische belichting herstellen

Selecteer “AUTO” in stap 5. Of zet de aan/uit-knop op “A”.

OPMERKINGEN:

Het is niet mogelijk om handmatig de belichting in te stellen

7 Druk de draaiknop MMENU/ VOL. in. De aanduiding “” verandert in “” en het diafragma wordt geblokkeerd.

De automatische diafragmaregeling herstellen Draai de draaiknop MMENU/VOL. om “AUTO” te kiezen, en druk vervolgens de in stap 5 in. Of zet de aan/uit-knop op “A”.

3

Aanduiding voor diafragmablokkering

als tegelijk ook “r” is ingesteld op “SPOTLIGHT” of

“SNOW” ( blz. 19), of als de achtergrondlichtcompensatie

is ingeschakeld. ( blz. 23)

Als de aanpassing geen zichtbare helderheidswijzigingen

teweeg brengt, stelt u “GAIN UP” in op “AUTO”.

( blz. 14, 15)

De belichtingsinstellingsaanduiding en “” verdwijnen.

De belichtingsinstelling en het diafragma blokkeren

Na stap 5 bij “De belichting instellen” stelt u de belichting in door te draaien aan de draaiknop MMENU/VOL.. Vervolgens blokkeert u het diafragma in stap 6 en 7 bij “Diafragmablokkering”. Voor automatische vergrendeling, draai de draaiknop MMENU/VOL. om “AUTO” te kiezen en druk vervolgens de draaiknop in stap 5 in. De belichting en het diafragma worden automatisch geregeld.