112
2. TRAINEN
Dit hoofdstuk bevat informatie over het activeren van de
hartslagmeter als u deze voor het eerst gebruikt en over het
dragen van de borstband.
Voordat u gaat trainen is het raadzaam uw
hartslaglimieten en het alarm in te stellen. Zie het
hoofdstuk “Hartslaglimieten” op pagina 121 voor meer
informatie.

2.1 UW HARTSLAG METEN

Als u uw hartslag wilt meten, moet u de borstband omdoen.
Door de hartslag te coderen, vermindert u interferentie van
andere hartslagmetergebruikers bij u in de buurt. Om er
zeker van te zijn dat het zoeken naar de gecodeerde
gegevens lukt en om problemen bij de de hartslagmeting
te voorkomen, houdt u de polsunit binnen een afstand van
1 meter van de borstband (FS2c/FS3c).
Controleer of zich in uw nabijheid geen mensen bevinden
die ook een hartslagmeter dragen, of dat er in uw omgeving
geen elektromagnetische storingsbronnen zijn (zie voor
meer informatie over interferentie “Voorzorgsmaatregelen”
op pagina 125).
1. Bevestig een uiteinde van de
borstband aan het elastische
bandje.
2. Stel de lengte van het
elastische bandje zo in dat
de borstband strak maar
comfortabel zit. Doe de
borstband om uw borst, net
onder de borstspieren en
bevestig het elastische
bandje aan de borstband.
3. Trek de borstband iets van
de borst af en maak de twee
geribbelde elektrodeplaten
aan de binnenkant vochtig.
Zorg ervoor dat de vochtige
elektroden dicht tegen de
huid liggen en dat het Polar
logo rechtop in het midden zit.