NL Specifieke instructies voor installaties in gevaarlijke omgevingen
Modelnummers vallend onder: ***S*U*H*** ('*' indicates options in construction, function and materials.) De volgende instructies gelden voor de Sensor behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21023X:
1.De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en temperatuurklassen T1, T2, T3, T4 & T5.
Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces- en de omgevingstemperatuur.
2.Deze apparatuur dient te worden geïnstalleerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn.
3.Deze apparatuur dient niet door de gebruiker te worden hersteld en moet door een gelijkaardige gecertificeerd toestel worden vervangen. Reparaties dienen alleen te worden uitgevoerd door de fabrikant of goedgekeurde detaillist.
4.De electronische apparatuur is enkel gekeurd voor gebruik in het bereik van
5.Wanneer de mogelijkheid bestaat dat de apparatuur met agressieve stoffen in aanraking komt, is de gebruiker verantwoordelijk voor het treffen van passende voorzorgsmaatregelen, om te voorkomen dat het apparaat en de getroffen beschermingsmaatregelen nadelig worden beïnvloed.
Agressieve stoffen: - bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten, of oplossingen die polymere materialen kunnen aantasten.
Passende voorzorgsmaatregelen: - bijv. regelmatig uitgevoerde controles in het kader van
6.Het kabelscherm zou binnenin aan het metalen omhulsel van de apparatuur verbonden kunnen zijn.
7.Technische gegevens:
(a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart.
(b) Codering: | II 1 G, | T4 |
| EEx ia IIC | |
|
| T5 |
(c) Electrisch:
Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 205mA, Pi: 0.63W, Ci: 8nF, Li: 0mH
(d) Druk: Mag de toegestane waarde van de aangebrachte koppeling/flens niet overstijgen.
8.Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) De sensor mag niet voldoen aan de eisen van EN50020: 2002 artikel 6.4.12 (isolatie van een kring van aarde of frame). Om deze reden mag de sensor uitsluitend aangesloten worden via een galvanisch geisoleerde bron, of een bijbehorende versterker zoals hieronder beschreven.
(b) Indien de sensor in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze alleen aangesloten worden op een bijbehorende versterker die gekeurd is volgens EC typekeur certificaat TRL03ATEX21033X of TRL03ATEX21035X.
(c) De sensor moet zo geinstalleerd worden dat de klasse 3M8/4M8 vibratie niveau, gedefinieerd door IEC60721, niet wordt overschreden.
(d) Wanneer de binnenkant gemaakt is van een legering of plastic dienen de volgende voorzorgsmaatregelen genomen te worden:
(i) Als legeringen gebruikt zijn voor de binnenkant en wanneer de legeringen toegankelijk zijn via de oppervlakte van het apparaat, in het geval van ongebruikelijke voorvallen, ontbranding als gevolg van schokken en wrijving, kunnen vonken ontstaan. Hier dient op gelet te worden wanneer de Sensor geinstalleerd wordt in locaties die Groep II, categorie 1G apparaten eisen.
(ii) Bij sommige extreme omstandigheden, kunnen de
Gelieve er rekening mee te houden dat de veiligheidsinstructies en certificaten in deze publicatie uit het Engels (Verenigd Koninkrijk) vertaald zijn.
Page 12 | IP2063/SI |