MENU’S VOOR GEDETAILLEERDE AANPASSINGEN NE 25 | ||||
Opnamemenu’s | SNAP MODE |
|
| |
[FULL]: Momentopnamestand zonder kader | ||||
| ||||
CAMERA |
| |||
De | FRAME: Momentopnamestand met kader | |||
|
|
| ||
dat u de |
|
|
| |
|
|
| ||
knop in de stand “M” staat. |
|
|
| |
[ ] = fabrieksinstelling | [FULL] | FRAME |
[SP]: Om op te nemen met de
LP: Long Play (lange weergave) is economischer, omdat u beschikt over 1,5 keer de normale opnametijd van een band.
OPMERKINGEN:
●Audiodubben ( blz. 38) en invoegmontage ( blz. 38) zijn mogelijk op banden die zijn opgenomen met de opnamesnelheid SP. (alleen
●Als de opnamefunctie wordt veranderd, zal het weergavebeeld bij het omschakelpunt onscherp zijn.
●Speel cassettes die met de snelheid LP zijn opgenomen bij voorkeur met deze camcorder af.
●Tijdens de weergave van een band die met een andere camcorder is opgenomen, verschijnen er mogelijk ruisblokken in beeld of valt het geluid soms weg.
SOUND MODE[12 bit]: In deze stand is
16 bit: In deze stand is
16X
700X*: Hierbij kunt u wel gebruik maken van de digitale zoomfunctie. Doordat beelden digitaal worden verwerkt en uitvergroot, zijn zoomwaarden mogelijk van 16X (10X voor
*Alleen beschikbaar als de schakelaar VIDEO/MEMORY is ingesteld op “VIDEO”. (alleen
Zie “Momentopnames (tijdens
( blz. 31) voor meer informatie over de procedure.
GAIN UPOFF: Met deze functie kunt u in het donker opnamen maken zonder dat de helderheid van het beeld achteruit gaat.
[AGC]: Het beeld is mogelijk korrelig, maar het beeld is wel helder.
AUTO : De sluitertijd wordt automatisch aangepast. Het met een lange sluitertijd filmen van een voorwerp in een donkere omgeving zorgt voor een helderder beeld dan in de stand AGC, maar de bewegingen van het gefilmde voorwerp zijn niet vloeiend en natuurlijk. Het beeld kan nogal korrelig zijn. Terwijl de sluitertijd
automatisch wordt aangepast, wordt “” weergegeven.
MANUAL
De
[ ] = fabrieksinstelling
DISOFF: Hiermee schakelt u de functie uit.
[ON ]: Deze functie kunt u gebruiken om onstabiele beelden te compenseren die het gevolg zijn van bewegingen van de camera, met name bij sterk inzoomen.
OPMERKINGEN:
●Als er te veel beweging is en in de volgende omstandigheden is accurate stabilisatie vaak niet meer mogelijk:
•Wanneer u voorwerpen met verticale of horizontale strepen filmt.
•Wanneer u donkere of vage voorwerpen filmt.
•Wanneer u voorwerpen met veel achtergrondlicht filmt.
•Wanneer u scènes filmt met beweging in verschillende richtingen.
•Wanneer u scènes filmt met een
●Schakel deze stand uit als u opneemt terwijl de camcorder op een statief staat.
●Het lampje “ ” knippert of dooft als de stabilisatiefunctie niet kan worden gebruikt.