35
5. Bedek de accuklemmen altijd met de accukap
wanneer u de accu niet gebruikt.
6. Voorkom kortsluiting van de accu:
(1) Raak de accuklemmen nooit aan met een
geleidend materiaal.
(2) Bewaar de accu niet in een bak waarin
andere metalen voorwerpen zoals spijkers,
munten e.d. worden bewaard.
(3) Stel de accu niet bloot aan water of regen.
Kortsluiting van de accu kan oorzaak zijn van
een grote stroomafgifte, oververhitting, brand-
wonden, en zelfs defecten.
7. Bewaar het gereedschap en de accu niet op
plaatsen waar de temperatuur kan oplopen tot
50°C of hoger.
8. Werp de accu nooit in het vuur, ook niet wanneer
hij zwaar beschadigd of volledig versleten is. De
accu kan namelijk ontploffen in het vuur.
9. Wees voorzichtig dat u de accu niet laat vallen
en hem niet blootstelt aan schokken of stoten.
BEWAAR DEZE VOORSCHRIFTEN.
Tips voor een maximale levensduur van de accu
1. Laad de accu op voordat hij volledig ontladen is.
Stop het gebruik van het gereedschap en laad de
accu op telkens wanneer u vaststelt dat het ver-
mogen van het gereedschap is afgenomen.
2. Laad een volledig opgeladen accu nooit opnieuw
op. Als u de accu te veel oplaadt, zal hij minder
lang meegaan.
3. Laad de accu op bij een kamertemperatuur tus-
sen 10°C en 40°C. Laat een warme accu afkoelen
alvorens hem op te laden.
4. Laad de nikkel-metaalhydride accu op telkens
wanneer u hem langer dan zes maanden niet
hebt gebruikt.
BIJGEVOEGDE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VOOR DE MACHINE
1. Denk eraan dat dit gereedschap altijd gebruiks-
klaar is, omdat het niet op een stopkontakt hoeft
te worden aangesloten.
2. Draag oogbescherming.
3. Gebruik de zaag niet zonder dat de bescherm-
kappen zijn aangebracht.
4. Gebruik de machine niet in de nabijheid van ont-
vlambare vloeistoffen of gassen.
5. Controleer het zaagblad zorgvuldig op barsten of
beschadiging, alvorens de machine te gaan
gebruiken. Een gebarsten of beschadigd zaag-
blad dient onmiddellijk te worden vervangen.
6. Gebruik alleen flenzen die voor deze machine
gemaakt zijn.
7. Zorg ervoor dat de as, de flenzen (vooral het
montagevlak) of de bout niet worden bescha-
digd. Beschadiging van deze onderdelen kan
zaagbladbreuk veroorzaken.
8. Controleer of het draaibaar voetstuk goed vast-
zit, zodat het tijdens het zagen niet kan bewegen.
9. Verwijder voor uw eigen veiligheid zaagafval,
kleine stukjes hout e.d. van de werktafel alvo-
rens te gaan zagen.
10. Zaag niet op spijkers. Inspecteer het werkstuk
en verwijder alle eventuele spijkers alvorens met
het zagen te beginnen.
11. Zet de asvergrendeling in de vrije stand alvorens
de trekschakelaar in te drukken.
12. Zorg ervoor dat het zaagblad in zijn laagste posi-
tie niet in aanraking komt met het draaibaar voet-
stuk.
13. Houd het handvat stevig vast. Denk eraan dat de
zaag bij het starten en stoppen een beetje op- en
neergaat.
14. Zaag nooit met het werkstuk in uw hand. Zet het
werkstuk altijd stevig vast op het draaibaar voet-
stuk en tegen de geleider met behulp van de
spanschroef. Gebruik nooit uw hand om het
werkstuk vast te houden.
15. Houd altijd uw handen uit de buurt van het zaag-
blad. Raak het uitlopende zaagblad niet aan, aan-
gezien dit nog ernstige verwondingen kan
veroorzaken.
16. Probeer tijdens het zagen nooit iets vast te pak-
ken in de omgeving van het zaagblad.
17. Controleer vóór het inschakelen of het zaagblad
niet in contact is met het werkstuk.
18. Laat de machine een tijdje draaien alvorens deze
op het werkstuk te gebruiken. Controleer op tril-
lingen of schommelingen die op onjuiste instal-
latie of op een slecht gebalanceerd zaagblad
kunnen wijzen.
19. Wacht totdat het zaagblad op volle toeren draait,
alvorens het werkstuk te zagen.
20. Stop onmiddellijk met zagen indien u iets abnor-
maals opmerkt.
21. Probeer niet de trekschakelaar in de AAN positie
te vergrendelen.
22. Schakel de spanning uit en wacht totdat het
zaagblad volledig tot stilstand is gekomen, alvo-
rens de machine een onderhoudsbeurt te geven
of af te stellen.
23. Laat uw aandacht nooit verslappen, vooral niet
wanneer het werk saai is en uit herhalingen
bestaat. Laat u niet door een vals gevoel van vei-
ligheid misleiden, aangezien zaagbladen altijd
gevaar kunnen opleveren.
24. Gebruik uitsluitend de accessoires die in deze
gebruiksaanwijzing worden aanbevolen. Het
gebruik van ongeschikte accessoires, zoals
slijpschijven, kan verwonding veroorzaken.
25. Houd het snoer in goede conditie. Trek aan de
stekker en niet aan het snoer zelf om dit uit het
stopcontact te verwijderen. Houd het snoer uit
de buurt van hitte, olie, water en scherpe randen.
26. Gebruik de zaag niet voor het zagen van andere
materialen dan hout of gelijksoortige materialen.
27. Sluit gecombineerde verstekzaag tijdens het
zagen aan op een stofvanginrichting.
28. Kies de zaagbladen in overeenstemming met het
te zagen materiaal.
29. Wees voorzichtig wanneer u gleuven zaagt.
30. Vervang de zaagsnede-plaat wanneer deze ver-
sleten is.