Adjusting
The cutting height is determined by the position of the wheels on the lawn mower housing. There are four (4) available heights of cut on your lawn mower. The 2" (50mm) cutting height is the most recommended cutting height for most cutting. All wheels must be in the same height positions, otherwise uneven cutting will result.
Justierung
Die Schnitthöhe wird durch die Position der Räder am Gehäuse des Mähers bestimmt. Vier verschiedene Schnitthöhen sind möglich; 50mm wird als Standardschnitthöhe empfohlen. Alle Räder müssen auf gleicher Höhe montiert sein; andernfalls ergibt sich eine ungleichmäßige Schnitthöhe.
Reglage
La hauteur de coupe se règle en montant ou en descendant les roues de la tondeuse. Celle-ci permet quatre hauteurs dif- férentes. 50mm de hauteur sont recommandés-en standard. Toutes les roues doivent être réglées identiquement, sinon la coupe sera inégale.
Ajuste
La altura de corte puede ajustarse levantando o descendiendo las ruedas del cortacéspedes. Este cortacéspedes permite cuatro alturas de corte diferentes. La altura de 50mm se recomienda como el ajuste normal. Las ruedas tienen que estar todas ajusta- das a la misma altura, pues si no el corte es desigual.
Afstellen
De maaihoogte kan worden ingesteld door de wielen van de grasmaaier te verhogen of te verlagen. Deze grasmaaier heeft vier verschillende maaihoogtes. Standaard wordt een maaihoogte van 50mm aanbevolen. Alle wielen moeten op dezelfde hoogte ingesteld zijn, anders maait de machine ongelijkmatig.
Regolazione
L'altezza di taglio viene regolata sollevando o abbassando le ruote del tosaerba. Questo tosaerba consente quattro altezze possibili. Noi raccomandiamo 50mm come altezza normale. Tutte le ruote devono essere alla stessa altezza, altrimenti il taglio non è uniforme.
18
•Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en een lange broek. Gebruik de machine niet blootsvoets of terwijl u open sandalen draagt.
•Inspecteer de plek waar de machine zal worden ge- bruikt, grondig en verwijder alle voorwerpen die door de machine kunnen worden weggeslingerd.
•WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.
-Bewaar brandstof in blikken die speciaal voor dat doel zijn bestemd.
-Tank alleen buiten en rook niet tijdens het tanken.
-Tank voordat u de motor start. Draai de dop nooit van de benzinetank af of tank nooit terwijl de motor draait of heet is.
-Als benzine is gemorst, probeer de motor dan niet te starten maar haal de machine van de plaats vandaan waar u benzine heeft gemorst en zorg dat u geen ontstekingsbron teweeg brengt totdat de benzinedampen zijn verdreven.
-Draai de dop van alle brandstoftanks en -blikken weer goed vast.
•Vervang defecte geluiddempers.
•Inspecteer vóór het gebruik altijd of de messen, mes- bouten en maai-inrichting niet versleten of beschadigd zijn. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten in sets om het evenwicht in stand te houden.
•Op machines met meerdere messen dient u eraan te denken dat het draaien van één mes andere messen kan doen draaien.
III. Bediening
•Laat de motor niet draaien in een besloten ruimte waar gevaarlijke koolmonoxydedampen zich kunnen verzamelen.
•Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
•Ook om nat gras te maaien, waar mogelijk.
•Loop voorzichtig op hellingen.
•Loop normaal, ren niet.
•Maai met een grasmaaier met wielen altijd dwars op de helling, nooit van boven naar onder of omgekeerd.
•Wees bijzonder voorzichtig als u op een helling van richting verandert.
•Maai niet op erg steile hellingen.
•Wees bijzonder voorzichtig als u de grasmaaier naar uzelf toe duwt of draait.
•Zet het mes uit als u de grasmaaier moet optillen om deze over plaatsen zonder gras of van het ene naar het volgende gazon te vervoeren.
•Werk niet met de grasmaaier als de beschermkap- pen of veiligheidsmechanismen niet in orde of niet aangebracht zijn (bijv. beschermkappen of grasvang- mechanismen).
7
alleen het gedeelte op dat het verst van de bediener |
is verwijderd. |
• Zet de machine niet aan terwijl u voor de afvoer |
staat. |
• Steek uw handen of voeten nooit onder of in de buurt |
van draaiende delen. Houd de afvoeropening altijd |
vrij. |
• Til de grasmaaier nooit op en draag deze nooit terwijl |
de motor draait. |
• Zet de machine uit en maak de bougiedraad los: |
- voordat u opgehoopt materiaal weghaalt of een |
verstopte afvoer leeg maakt; |
- voordat u de maaimachine controleert, schoonmaakt |
of eraan werkt; |
- nadat u een ongewenst voorwerp heeft geraakt. |
Inspecteer de maaimachine op schade en voer |
reparaties uit voordat u de machine weer start en |
gebruikt; |
- als de machine abnormaal begint te trillen (onmid- |
dellijk controleren). |
• Zet de machine uit: |
- als u de grasmaaier achterlaat; |
- voordat u brandstof bijvult. |
• Minder gas tijdens het uitlopen van de motor, en als |
de motor met een afsluitklep is uitgerust, moet u de |
brandstoftoevoer aan het einde van het maaien afs- |
luiten. |
• Rijd langzaam als u een meeloopstoeltje gebruikt. |
IV. Onderhoud en Opslag
•Houd alle moeren, bouten en schroeven goed vastge- draaid zodat u er zeker van kunt zijn dat de machine in een veilige bedrijfsstaat verkeert.
•Sla de machine nooit in een gebouw op, waar dampen een open vlam of vonk kunnen bereiken, terwijl zich benzine in de tank bevindt.
•Laat de motor afkoelen voordat u hem in een besloten ruimte opbergt.
•Beperk brandgevaar: houd de motor, geluiddemper, accuruimte en benzine-opslagruimte vrij van gras, bladeren of een overmaat aan smeervet.
•Controleer de opvangzak vaak op slijtage of verwer- ing.
•Vervang versleten of beschadigde onderdelen om veiligheidsredenen.
•Als de brandstoftank afgetapt moet worden, moet dit buiten worden gedaan.