54
ń

9.5 Extended-zoomfunctie (‘Ex’)

Bij de extended-zoomfunctie wordt de zoomstand van de hoofdreflector een
stap lager ingesteld dan de brandpuntsafstand van het objectief. De daaruit
resulterende, verbrede, grotere verlichtingshoek zorgt in ruimten voor extra
strooilicht (reflecties) en daardoor voor een zachter flitslicht.
Voorbeeld:
De brandpuntsafstand van het objectief op de camera bedraagt 50 mm. In de
extended-zoomfunctie stuurt de flitser de hoofdreflector naar de zoomstand van
35 mm. In het display wordt verder wel 50 mm aangegeven.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toetscombinatie 'Select', dat 'Zoom' aangegeven wordt en
'Ex' knippert. Stel met de toetsen (+) en (-) dan de gewenste instelling in.
- Bij de aanduiding ‘Ex On’ is de extended-zoomfunctie geactiveerd.
- Bij de aanduiding ‘Ex OFF’ is de extended-zoomfunctie gedeactiveerd.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de aan-
duiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen. Na het
activeren van de extended-zoomfunctie wordt in het display ‘Ex’ aangegeven.
Het systeem bepaalt, dat de extended-zoomfunctie alleen brandpuntsaf-
standen van 28 mm (kleinbeeldformaat) en langer ondersteunt. De
camera moet van een objectief met CPU zijn voorzien en de gegevens
van de brandpuntsafstand van het objectief doorgegeven hebben naar de
flitser.

9.6 Meter-Feet-omschakeling ( ‘m’ /’ft’)

De aanduiding van de reikwijdte in het display van de flitser kan naar keuze in
meters m of in feet ft plaatsvinden.
Het instellen
• Druk zo vaak op de toetscombinatie ‘Select’, dat alleen de afstandsdimensie
‘m’ of ‘ft’ knippert. Stel met de toetsen ( + ) en ( - ) de gewenste instelling in.
- Bij de aanduiding ‘m’ staat de afstandsaanduiding in meters.
- Bij de aanduiding ‘ft’ staat de afstandsaanduiding in feet.
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 seconden houdt de aan-
duiding op te knipperen en wordt de instelling automatisch opgeslagen.
10 Flitstechnieken

10.1 Indirect flitsen

Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en een anders
nadrukkelijke schaduw gemilderd. Bovendien wordt natuurkundig bepaalde
lichtafval van voor- naar achtergrond verminderd.
Om indirect te kunnen flitsen kan de hoofdreflector van de flitser horizontaal
en verticaal worden gezwenkt. Ter voorkoming van kleurzwemen in de opnamen
moet het reflecterende vlak neutraal van kleur, c.q. wit zijn.
Let er bij het zwenken van de hoofdreflector op dat hij voldoende ver
uitgezwenkt wordt zodat er geen rechtstreeks flitslicht uit de hoofdreflec-
tor meer op het onderwerp kan vallen. Zwenk daarom minstens tot de
60° klikstand. Bij gezwenkte hoofdreflector vindt er in het display
geen aanduiding voor de reikwijdte meer plaats! Als de kop van de
hoofdreflector gezwenkt wordt, wordt deze naar een stand van 70 mm
gestuurd, zodat er geen rechtstreeks strooilicht op het onderwerp kan
vallen. Daarbij vindt er ook geen aanduiding van de flitsreikwijdte en de
zoomstand van de hoofdreflector plaats.

10.2 Indirect flitsen met een reflectiekaart

Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectiekaart kunnen bij personen
spitslichtjes in de ogen worden verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven.
• Trek de reflectiekaart samen met de groothoekdiffusor boven uit de
reflectorkop naar voren.
707 47 0151.A1 Inh. 48 AF-1Sony 26.11.2007 10:32 Uhr Seite 54