Aansluiten van het toestel
WAARSCHUWING
•Voorkom kortsluiting en beschadiging van de eenheid en ontkoppel de nagatieve
•Zet de bedrading met kabelklemmen of isoleer- of plakband vast. Bescherm de bedrading door de gedeelten in de buurt van metalen delen met isoleerband af ze dekken.
•Leid de draden niet langs plaatsen die heet worden, bijvoorbeeld in de buurt van de verwarmingselementen. Indien de isolatie van draden heet wordt, zullen de draden worden beschadigd met kortsluiting tot gevolg.
•Zorg dat de bedrading de werking van bewegende of verplaatsbare onderdelen, bijvoorbeeld de versnelling, handrem of stoelverstelmechanismen van het de auto niet hindert.
•Sluit draden niet kort. Het beschermingscircuit werkt anders namelijk niet wanneer het voor de veiligheid zou moeten functioneren.
•Tap het spanningsdraad van dit toestel niet af voor gebruik van andere apparaten. Het vermogen van het draad zou dan namelijk worden overschreden, met oververhitting tot gevolg.
•Vervang de zekering in geen geval door één met een hoger vermogen of hogere waarde dan de originele. Gebruik van een verkeerde zekering kan leiden tot oververhitting en rookontwikkeling en tot beschadiging van het product en letsel, bijvoorbeeld brandwonden.
WAARSCHUWING:
Om beschadiging en/of letsel te voorkomen
•Aard het luidsprekersnoer niet rechtstreeks en sluit evenmin een negatief snoer
•Dit toestel is ontworpen voor auto’s met een accu van 12 V en negatieve aarding. Kijk bijgevolg eerst de accuspanning na voor u het toestel installeert in een recreatief voertuig, vrachtwagen of bus.
•De accu raakt mogelijk uitgeput indien de auto- stereo langdurig is ingeschakeld maar de motor stationair draait of is uitgeschakeld. Zet de auto- stereo uit wanneer de motor stationair draait of is uitgeschakeld.
•Als het
•Sluit een subwoofer met een nominaal
ingangsvermogen van minimaal 290 W en een impedantie tussen 2 Ω en 8 Ω aan op de versterker. Als het nominale ingangsvermogen en de impedantie buiten de genoemde waarden ligt, kan de subwoofer vlam vatten, rook uitstoten of kapot gaan.
•Plaats en leid het los verkrijgbare accudraad zo ver als mogelijk uit de buurt van de luidsprekerdraden. Plaats en leid het los verkrijgbare accudraad en aardedraad, luidsprekerdraden en de versterker zo ver als mogelijk uit de buurt van de antenne, antennekabel en tuner.
•Snoeren voor dit toestel en overeenkomende snoeren voor andere toestellen hebben mogelijk verschillende kleuren ookal is de functie van de snoeren hetzelfde. Zie voor het verbinden van dit toestel met een ander toestel daarom de handleiding van beide toestellen en verbind de snoeren met dezelfde functie met elkaar.
5