Deel 4 - HERSTELLING EN AFSTELLINGEN
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit terwijl de motor en het mes draaien. STOP de motor en het mes. Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig hem uit de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor zijn HEET. Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoelen, om ernstige brandwonden te voorkomen.
4.3AANGEDREVEN EN AANDRIJFSCHIJF
Als de maaier niet goed rijdt, raadpleegt u Figuur 4.6. Controleer de volgende problemen:
AANGEDREVEN SCHIJF EN
RUBBEREN RINGPOLY V- RIEM
AANDRIJFVEER
MOTORRIEM
AANDRIJF
SCHIJF
FIGUUR 4.6
1.De aandrijfschijf slipt omdat ze vet is.
2.De aandrijfveer is stuk of zit los.
3.De aangedreven schijf is slecht afgesteld.
4.Het rubber van de aangedreven schijf is versleten - maakt slecht contact met de aandrijfschijf.
5.De Poly
OPMERKING: Indien één van de vorige items (1 tot 5) problemen veroorzaakt, voert u het volgende onderhoud uit:
4.3.1.De aandrijfschijf en de aangedreven schijf reinigen
Als olie of vet op de aandrijfschijf of de aangedreven schijf slippen veroorzaakt, reinigt u de schijven als volgt:
1. Veeg vet of olie met een schone doek weg.
2. Gebruik een goedgekeurd solvent voor vet of heet zeepsop om de aandrijfschijf of de aangedreven schijf te reinigen.
3. Spoel de onderdelen met schoon water.
4. Droog de onderdelen af met een schone doek.
4.3.2.De aandrijfveer herstellen/vervangen
Als de aandrijfveer los is, maakt u ze weer vast zoals in Figuur 4.7. Als de veer stuk is, vervangt u ze door een nieuwe veer.
GEBRUIK EEN
TANG MET FIJNE
BEK OM DE
AANDRIJFVEER
TE INSTALLEREN
AANDRIJFVEER
BELANGRIJK: Als de aandrijving blijft slippen, raadpleegt u het gedeelte "Problemen en oplossingen".
FIGUUR 4.7
4.3.3.AFSTELLING VAN DE AANGEDREVEN SCHIJF Als de aandrijfschijf en de aangedreven schijf schoon zijn en de maaier geen goed contact maakt tussen de aandrijfschijf en de aangedreven schijf, moet u de aangedreven schijf als volgt afstellen:
ZET DE REGELAAR VAN
DE VOORWAARTSE
SNELHEID IN DE
STAND 'SNEL'.
FIGUUR 4.8
1.Zet de regelaar van de voorwaartse snelheid in de stand 'snel'. Zie Figuur 4.8.
15