De MODUS instellen (BEELD)

Als u herhaaldelijk op de toets aan de rechterkant van de monitor drukt, kunt u de modus kiezen uit FILM t

PC t AUTO t SPEL.

Als u "AUTO" selecteert, wordt de helderheid van het scherm automatisch aangepast aan de helderheid van de omgeving (functie voor het automatisch aanpassen van de helderheid). Zie "Functie voor het automatisch aanpassen van de helderheid (lichtsensor)" voor meer informatie.

Druk herhaaldelijk op de toets.

De standaardinstelling voor MODUS is "FILM". Als u één keer

op de toets drukt, wordt "FILM" (de standaardinstelling) weergegeven. Druk u nogmaals op deze toets, dan wordt "PC" weergegeven.

Wanneer u op de toets drukt, wordt de modus als volgt gewijzigd:

: F I L M

: P C

, : AU TO

5 0

: S P E L

De afzonderlijke modi verschijnen op het scherm. Het menu verdwijnt automatisch na ongeveer 5 seconden.

Functie voor het automatisch aanpassen van de helderheid (lichtsensor)

Deze monitor heeft een functie waarmee de helderheid van het scherm automatisch wordt aangepast aan de helderheid van de omgeving. De helderheid van het scherm wordt ingesteld op het meest geschikte niveau als u de MODUS instelt op AUTO met de toets aan de rechterkant van de monitor of in het BEELD menu. De helderheid van het scherm is standaard ingesteld op

FILM. Als u de MODUS instelt op AUTO met de toets aan de rechterzijde van de monitor, wordt de aanpassingsbalk ook weergegeven. U kunt de balk aanpassen met de m/M toetsen. De helderheid van het scherm wordt aangepast aan het niveau dat u hebt ingesteld.

Functie voor automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit (alleen analoog RGB-signaal)

Als de monitor een ingangssignaal ontvangt, worden de beeldpositie en -scherpte (fase/pitch) automatisch aangepast zodat er een scherp beeld op het scherm verschijnt.

Fabrieksinstelling

Als de monitor een ingangssignaal ontvangt, wordt deze automatisch afgestemd op een van de fabrieksinstellingen die in het geheugen van de monitor zijn opgeslagen om een beeld van hoge kwaliteit in het midden van het scherm te verkrijgen. Wanneer het ingangssignaal overeenkomt met de fabrieksinstelling, wordt het beeld automatisch op het scherm weergegeven met de juiste standaardinstellingen.

Als ingangssignalen niet overeenkomen met de fabrieksinstellingen

Als de monitor een ingangssignaal ontvangt dat niet overeenkomt met een van de fabrieksinstellingen, wordt de functie voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit van de monitor geactiveerd waardoor er altijd een scherp beeld verschijnt op het scherm (binnen het volgende frequentiebereik):

Horizontale frequentie: 28–80 kHz

Verticale frequentie: 48–75 Hz

De eerste keer dat de monitor ingangssignalen ontvangt die niet overeenkomen met een van de fabrieksinstellingen, kan het langer dan normaal duren voordat het beeld op het scherm verschijnt. De instelgegevens worden automatisch opgeslagen in het geheugen zodat de monitor op dezelfde manier werkt als wanneer de monitor signalen ontvangt die wel overeenkomen met een van de fabrieksinstellingen.

Fase, pitch en beeldpositie handmatig aanpassen

Voor sommige ingangssignalen kunnen beeldpositie, fase en pitch niet helemaal automatisch worden aangepast. Deze instellingen kunnen dan handmatig worden aangepast (pagina 13). Wanneer u deze instellingen handmatig aanpast, worden deze als gebruikersstanden in het geheugen opgeslagen en automatisch weer opgeroepen wanneer de monitor dezelfde ingangssignalen ontvangt.

Opmerking

Als de functie voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit is geactiveerd, functioneert alleen de 1 (stroom) schakelaar.

Het beeld kan gedurende deze tijd flikkeren, maar dit is geen defect. Wacht even tot de aanpassing is voltooid.

16