B
Deze verwarmingstoestellen beantwoorden volgende europese normen: 73/23(EWG: Laagspannungs richtlynen 89/336/EWG: Elektomagnetische compatibiliteit.
1. Inleiding
Bewaar deze handleiding zorgvuldig en geef ze door aan de eventuele volgende eigenaar/gebruiker.
Bij defekt, het toestel van het net afsluiten (zekering uitschake- len of uitdraaien)
Het toestel is enkel geschikt voor ruimteverwarming van woning- en of gelijkaardige lokalen.
Het is enkel te gebruiken voor huishoudelijke en aanverwante toepassingen binnen afgesloten ruimten.
Bij de montage en installatie van het toestel dienen de geldende voorschriften voor het verwezenlijken van sterkstroominstallaties met netspanning onder de 1000 V in acht genomen te worden.
(A.R.E.I.)
In de ruimte waarin het toestel gebruikt wordt, zijn geen stoffen toegestaan, waarvan de dampen of de stoffen zelf, door de hoge- re temperatuur binnen in het toestel tot ontvlammen, ontploffing of thermische ontbinding kunnen leiden. In dergelijke gevallen (bv. kleven van bodembekleding), gelieve zeker te stellen dat het toestel tot ruimtetemperatuur is afgekoeld.
De nuttige oppervlakken, vooral dan het luchtuitgangsrooster, worden bij werking van het toestel warm. Men moet dan ook zekerstellen dat kinderen of mindervalidepersonen deze opperv- lakken niet aanraken.
Er mogen geen voorwerpen door de openingen in het toestel gestoken worden. Dit kan funktiestoornissen en defekten veroor- zaken, alsook het ontvlammen van deze voorwerpen tot gevolg hebben.
Het demonteren van het toestel en het ontkoppelen van het net dient door een bekwaam vakman te gebeuren.
Opgelet ! Bij het automatisch, thermostaatgebonden inschakelen van het toestel, tijdens uw afwezigheid, kunnen er zich gevaren voordoen. vb. als het toestel ondertussen verplaatst of afgedekt werd, kan dit brand veroorzaken.
2. Montage, minimum afstanden, aansluiting
Konvektoren 2NC2 9..-1A mogen enkel horisontaal opgesteld worden. Ze zijn zo te plaatsen dat omgevende brandbare voor- werpen niet kunnen ontvlammen. Montage op een houten wand is toegelaten.
De opgegeven minimum afstanden moeten nageleefd worden. De minimum afstand tot licht ontvlambare voorwerpen, zoals gordijnen, meubilair, enz. is 100 mm.
Gelieve er op te letten dat de lucht onder en boven het toestel ongehinderd in en uit kan stromen.
Bepaalde lichtgekleurde Vinyl (PVC), vloerbekleding en gever- niste parketvloer kunnen onder invloed van temperaturen boven de 35°C verkleuren. In dit geval is een minimum afstand van 150
mmtussen de onderkant van het toestel en de vloer, aanbevo-
len.
Het toestel wordt niet direkt aan de wand geschroefd, maar door middel van een toebehorend wandbevestigingsframe opgehangen.
-De bevestigingsgaten voor het wandbevestigingsframe boren volgens het boorschabloon (op de verpakking)
-Het wandbevestigingsframe aan de wand vastschroeven
-Aansluitkabel aansluiten Het toestel is uitgerust met een aanslu- itkabel zonder stekker. De aansluitkabel moet aangesloten wor- den aan de aansluitdoos, voorzien voor dit toestel.
-Het toestel op de onderste haken van het wandbevestigings- frame plaatsen en naar voor kippen tot de haken in de ope- ningen onderaan het toestel klikken.
-De aansluitkabel in de kunststofhouder van het wandbevesti- gingsframe klikken.
-Het toestel voorzichtig kantelen en tegen het wandbevesti- gingsframe klappen, zodat de bovenste haken vastklikken.
3. Werking
3.1. Funktie van de bedieningselementen
Om het toestel in werking te stellen, schakelaar A inschakelen. Lamp B brandt als het toestel warmt.
De instelknop C van de ruimtethermostaat op de gewenste tem- peratuur draaien.
Deze temperatuur wordt, eens bereikt, automatisch konstant gehouden.
Afhankelijk van de opstelling van de konvektor kan het voorko- men dat de resulterende ruimtetemperatuur afwijkt van de waar- de die op de schaal van de instelknop C is ingesteld. In dit geval raden wij aan de thermostaat als volgt bij te regelen:
Toestel inschakelen. Instelknop op maximale stand draaien (lamp B brandt).
Instelknop voorzichtig terugdraaien juist tot de lamp B uitgaat. Indien de schaalwaarde op de instelknop niet overeenstemt met de ruimtetemperatuur, de schaal als volgt bijregelen. De instelk- nop stevig vasthouden en de schaal d.m.v. een kleine schroev- endraaier tot de gewenste waarde t.o.v. de knop verdraaien (de knop zelf mag niet verdraaid worden.)
Opgelet ! Deze aanpassing pas doorvoeren nadat het toestel min. 24 h. continu in werking was.
3.2. Temperatuurverlaging
Een regelmatige temperatuurverlaging kan bekomen worden met behulp van de inbouw energiespaarkassette 2NC9 712 (optioneel toebehoren) of door een uitwendige schakelklok (enkel 2NC29..-1A).
Het gewenste programma wordt door drukken op de toets van de spaarkassette of door instellen van de verlagingstijden op de schakelklok ingesteld. (Aansluiting zie schema). Gedurende de verlagingsperioden wordt de streeftemperatuur van de thermos- taat met 5°C verlaagd. Het gelijktijdig gebruik van een spaarkas- sette en en een schakelklokverlagingssturing is cumulatief.
4. Belangrijke richtlijnen voor de werking
OPGELET !
Het verwarmingselement is van een beschermende olielaag voorzien, die bij een eerste opwarming een ongevaarlijke roo- kontwikkeling kan voortbrengen.
Voor uw veiligheid is de konvektor met een oververhittingsbevei- liging uitgerust.
Indien de luchtuitgang belemmerd wordt (bv. door afdichten of afdekken van het uitgangsrooster) dan schakelt het toestel auto- matisch uit. Na het wegnemen van het storend element, is de konvektor na ca. 15 minuten terug werkingsklaar.
Voor het behoud van het volledig vermogen is het noodzakelijk dat het lucht in- en uitgangsrooster stofvrij blijft. Gelieve dan ook voor de verwarmingsperiode deze roosters met een stofzuiger te reinigen.
5. Storingen
Indien het toestel geen warmte meer afgeeft, gelieve eerst na te zien of de schakelaar ingeschakeld is en de thermostaat op de gewenste temperatuur ingesteld is. Zo ja, nazien of de automaat (zekering) in de beveiligingskast wel degelijk
ingeschakeld (in orde) is.
Indien al deze voorwaarden vervuld zijn, en het toestel toch niet funktioneert, doe dan beroep op uw installateur. Geef bij uw oproep het E-Nr. en FD van het toestel door. Deze informatie vindt U op de kenplaat op de rugzijde van het toestel.
6. Technische gegevens
Aansluitspanning | : 1/N/PE 230 V 50 Hz |
Beveiligingsklasse | : Kl I, IP21 druipwaterdicht |
Temperatuurregelaar | : Elektronisch 5 - 30° C |
Oververhittingsbeveiliging | : Automatisch |
Nachtvermindering | : D.m.v. een uitwendige schakel |
| klok of een inbouw |
| energiespaarkassette 2NC9 712 |