5958
5958
Gebruik maken van de geavanceerde web-
based gebruikersinterface
Hoofdstuk
1
9
2
3
4
5
6
7
8
10
Interne forwarding-instellingen configureren
De functie Virtuele Servers biedt u de mogelijkheid externe
(Internet)verbindingen voor diensten zoals een webserver (poort 80),
FTP-server (Poort 21), of andere applicaties, via uw router door te sturen
naar uw interne netwerk. Omdat uw interne computers door een firewall
worden beveiligd, kunnen computers buiten uw netwerk (via het Internet)
hen niet bereiken omdat zij “onzichtbaar” zijn. Er is een lijst van populaire
toepassingen beschikbaar voor het geval dat u de functie van de virtuele
server voor een specifieke applicatie moet configureren. Als uw applicatie
niet in de lijst voorkomt, neem dan contact op met de leverancier van de
applicatie om te bepalen welke poortinstellingen u dient te gebruiken.
Applicaties kiezen
Selecteer de applicatie in het dropdown-menu. Klik op “Add”
(Toevoegen). De instellingen worden overgebracht naar de eerste
beschikbare regel. Klik op “Apply Changes” (Wijzigingen aanbrengen)
om de instelling voor deze applicatie op te slaan. Om een applicatie te
verwijderen, selecteert u het nummer van de regel die u wilt verwijderen
en vervolgens klikt u op “Clear” (Leeg maken).
Instellingen handmatig in de virtuele server invoeren
Om instellingen handmatig in te voeren, typt u het IP-adres in het
vak voor de interne (server) computer in, geeft u de poort(en) op die
vrijgegeven moeten worden (met een komma tussen de poorten als u
meer poorten wilt opgeven), selecteert u het poorttype (TCP of UDP) en
klikt u op “Apply Changes” (Wijzigingen aanbrengen). U kunt per intern
IP-adres slechts één poort vrijgeven. U neemt een zeker risico door
poorten in uw firewall te openen. U kunt instellingen zeer snel in- en
uitschakelen. Het is beter de instellingen uit te schakelen wanneer u een
specifieke applicatie niet gebruikt.