tergrond: negatieve correctiewaarde
(ongeveer -1 tot -2 diafragmawaarden).
Een correctie op de belichting door het objectiefdiafragma
op de camera te veranderen is niet mogelijk, daar de
belichtingsautomatiek die veranderde waarde weer als nor-
maal werkdiafragma zal zien.
Vergeet niet de correctiewaarde op de TTL-flitsbelich-
ting na de opname weer op “0” terug te zetten!
6. Automatisch geprogrammeerd flitsen
Bij het automatisch geprogrammeerd flitsen stuurt de
camera diafragma, belichtingstijd en de mecablitz automa-
tisch zo, dat in de meeste opnamesituaties, ook bij het invul-
flitsen, samen met het flitslicht een optimaal opnameresul-
taat wordt verkregen.
Instelling op de camera
Stel uw camera in op de functie “volautomatisch “, “pro-
gram P”, of een van de onderwerpsprogramma’s
(landschap, portret, sport enz.). Kies op camera en objec-
tief de autofocusfunctie.
Instelling op de flitser
Pas de zoomstand van de reflector aan op de brandpunt-
safstand van het gebruikte objectief, c.q. stel de reflector-
stand in op “28 mm”.
Zodra u de instellingen hebt uitgevoerd en de mecablitz aan-
geeft dat hij gebruiksklaar is, kunt u met de opnamen beginnen.
7. Flitstechnieken
7.1 Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste foto’s zijn vaak te herkennen aan de
typisch harde en nadrukkelijk aanwezige schaduwen. Vaak
werkt ook de natuurkundig bepaalde lichtafval van voor-
naar achtergrond storend.
63
ń
707 47 0178.A2 36AF-4-CNOPS 05.06.2008 8:29 Uhr Seite 63