Het apparaat registreren en aansluiten via de Bluetooth-functie

Verbinding maken via de NFC-functie

1Schakel de NFC- en Bluetooth-functie in op het andere apparaat.

2Schakel het apparaat in en plaats de NFC-antenne van het andere apparaat in de buurt van de NFC- antenne van uw apparaat.

De apparaatkoppeling is voltooid wanneer u apparaten hebt toegestaan verbinding te maken met uw apparaat.

Als apparaat correct zijn gekoppeld, knippert het meldingslampje regelmatig.

Het gedeelte met de NFC-antenne kan verschillen afhankelijk van de aangesloten apparaten. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het aangesloten apparaat voor meer informatie.

Zorg ervoor dat het scherm op het aangesloten apparaat is ontgrendeld voordat u uw apparaat aansluit. De NFC-functie werkt mogelijk niet als het scherm van het aangesloten apparaat is vergrendeld.

Apparaat handmatig aansluiten

Voordat u de Bluetooth-functie voor het eerst gebruikt, moet u uw apparaat koppelen aan andere Bluetooth- apparaten. Wanneer uw apparaat is gekoppeld, maakt het recent aangesloten apparaat automatisch verbinding met uw apparaat wanneer u uw apparaat inschakelt.

1Schakel het apparaat in. Houd de registratietoets ongeveer 3 seconden ingedrukt.

Het apparaat schakelt over naar de Bluetooth- koppelstand en het meldingslampje knippert rood, groen en blauw gedurende 3 minuten.

2Open de instelstand voor Bluetooth op het Bluetooth-apparaat en zoek naar andere Bluetooth- apparaten.

3Selecteer in de lijst met zoekresultaten de naam van het apparaat.

Zodra het koppelen is voltooid, wordt de naam van het apparaat weergegeven in de apparaatlijst. Als de apparaten correct zijn gekoppeld, knippert het meldingslampje regelmatig.

De methode voor het aansluiten via de Bluetooth-functie kan verschillen, afhankelijk van de aangesloten apparaten.

U kunt alleen verbinding maken met een ander apparaat, als u de verbinding hebt verbroken met een eerder aangesloten apparaat.

Nederlands

187