True Food Service Equipment, Inc.

AANWIJZINGEN VOOR INSTALLATIE/GEBRUIK

ALS DE COMPRESSOR NIET WERKT

1.Als er geen spanning op de aansluitklemmen van de compressor staat, volgt u het bedradingschema en controleert u terugwaarts vanaf de compressor tot de voeding waar de stroomkring onderbroken is.

2.Als er spanning op de aansluitklemmen van de compressor staat maar de compressor niet werkt, meet u de spanning op de aansluitklemmen van de compressor terwijl u de compressor probeert te starten.

Als de spanning op de aansluitklemmen van de compressor minder dan 90% van de spanning op het gegevensplaatje bedraagt, ontwikkelt de motor mogelijk onvoldoende koppel om te kunnen starten. Controleer op juiste koperdoorsnede, op loszittende elektrische verbindingen, op overbelasting van de stroomkring en of de voeding voldoende is.

3.Op eenfasecompressors kan een defecte condensator of defect relais verhinderen dat de compressor start. Als de compressor probeert te starten maar daar niet in slaagt of als u een zoemend geluid hoort, controleert u of de contacten van het relais beschadigd of doorgesmolten zijn. De relaiscontacten dienen tijdens

de aanvankelijke startcyclus gesloten te zijn maar verbroken te worden nadat de compressor op gang is gekomen.

Haal de draden van het startrelais en de condensators los. Gebruik een hoogspan- ningsohmmeter om de geleiding in de relaisspoel te controleren. Vervang het relais als er geen geleiding is. Gebruik een ohmmeter om de weerstand over de relaiscontacten te meten. De contacten van een spanningsrelais zijn rustcontacten; die van een stroomrelais zijn arbeidscontacten. Als de meetwaarde op een van beide onjuist is, vervangt u het relais.

Condensators die opgezwollen zijn, lekken of beschadigd zijn, dienen te worden vervangen.

Verifieer dat de condensators ontladen zijn voordat u ze inspecteert. Controleer op geleiding tussen de aansluitklem van elke condensator en de kast. Geleiding geeft aan dat er een kortsluiting is: de condensator dient te worden vervangen.

Vervang de startcondensator door een startcondensator waarvan u zeker weet dat deze goed is. Als de compressor dan wel start en goed draait, vervangt u de oorspronkelijke startcondensator.

Als er geen condensatortester beschikbaar is, kunt u een ohmmeter gebruiken om de bedrijfs- en startcondensators te controleren op kortsluiting of nullastschakelingen. Gebruik een ohmmeter die op de hoogste weerstandsschaal is ingesteld en sluit de meetstiften aan op de aansluitklemmen van de condensator.

a)Als de condensator in orde is, springt de indicator eerst naar nul en loopt hij vervolgens geleidelijk naar oneindig.

b)Als de indicator van de ohmmeter niet beweegt, heeft de stroomkring een nullast.

c)Als de indicator van de ohmmeter naar nul gaat en daar of op een lage weerstandswaarde blijft staan, is er kortsluiting. Defecte condensators dienen te worden vervangen.

4.Als de juiste spanning op de aansluitklemmen van de compressor staat en er geen stroomverbruik is, haalt u alle draden van de aansluitklemmen los en meet u de geleiding door de motorwikkelingen. Op compressors met eenfasemotor meet u de geleiding tussen aansluitklem C en R en aansluitklem C en S. Op compressors met ingebouwde beschermingen tegen leidingbreuk kan een open overbelast- ingsbescherming gebrek aan geleiding veroorzaken. Als de compressor warm is, wacht u een uur totdat de compressor is afgekoeld en controleert u opnieuw. Als de geleiding door alle motorwikkelingen niet bevestigd kan worden, dient de compressor te worden vervangen.

Controleer de aarde van de motor door de geleiding tussen de gemeenschappelijke aansluitklem en de behuizing van de compressor te meten. Als er aarde is, vervangt u de compressor.

5.Als de compressor een externe bescherming heeft, meet u de geleiding via de bescherming(en). Alle externe inherente beschermingen op compressors kunnen ter plaatse worden vervangen.

ALS DE MOTORCOMPRESSOR START MAAR VIA DE OVERBELASTINGSBESCHERMING HERHAALDELIJK TRIPT

1.Controleer de aanzuig- en afvoerdruk van de compressor terwijl deze draait. Verifieer dat de drukwaarden binnen de voor de compressor geldende grenzen vallen. Als de drukwaarden te hoog zijn, kan het nodig zijn om de condensor schoon te maken, het systeem te ontluchten,

of de drukregelklep van de krukkast te vervangen.

Een extreem lage aanzuigkracht kan een verlies van lading aangeven.

Op apparaten die geen onderhoudsvoor- zieningen hebben waar u de drukwaarden kunt meten, controleert u of de condensor schoon is en de ventilator draait. Ook een extreme temperatuur van de aanzuig- en afvoerleiding kan abnormale bedrijfsom- standigheden aangeven.

2.Controleer de lijnspanning op de aansluitklemmen van de motor terwijl de compressor draait. De spanning dient binnen 10% van de nominale spanning op het gegevensplaatje te liggen. Wanneer de spanning buiten deze grenzen valt, dient de voeding tot het juiste bereik aangepast te worden of dient er een motorcompressor met andere elektrische eigenschappen te worden gebruikt.

3.Controleer het stroomverbruik terwijl de compressor draait. Onder normale bed- rijfsomstandigheden zal het daadwerkelijke stroomverbruik zelden meer dan 110% van het op het gegevensplaatje vermelde stroomverbruik bedragen. Een overmatig stroomverbruik kan worden veroorzaakt door een lage spanning, slecht draaiende condensators of een defect startrelais. Vervolgd op volgende pagina.

17

www.truemfg.com

17

Page 19
Image 19
True Manufacturing Company GDM-49, GDM-23, GDM-69 manual ALS DE Compressor Niet Werkt