Belangrijke Veiligheidsvoorschriften
1.Lees, volg en bewaar de voorschriften - Lees en volg alle veiligheids- en bedieningsvoorschriften voordat u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar de voorschriften voor latere raadpleging.
2.Neem waarschuwingen in acht – Neem alle waarschuwingen op het apparaat en in de bedieningsvoorschriften in acht.
3.Opzetstukken - U mag geen opzetstukken gebruiken die niet door de productfabrikant worden aanbevolen, omdat deze gevaar kunnen opleveren.
4.Installatievoorschriften - Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak, statief, beugel of tafel. Het apparaat kan vallen en schade oplopen of ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Gebruik alleen accessoires die door de productfabrikant worden aanbevolen of bij het product worden geleverd. Monteer het apparaat volgens de voorschriften van de fabrikant. Als een apparaat op een wagentje staat, moet deze combinatie zeer voorzichtig worden verplaatst. Door abrupt te stoppen, te hard te duwen of het over een ongelijke ondergrond te verschuiven, kan het wagentje kantelen.
5.Reinigen - Haal het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact voordat u het apparaat reinigt. Volg alle voorschriften die bij het apparaat worden geleverd. Reinig het apparaat met een vochtige doek. Gebruik geen vloeibare schoonmaakproducten of spuitbussen.
6.Onderhoud - Voer zelf geen onderhoud aan dit apparaat uit. Als u de behuizing van het apparaat opent, stelt u zich mogelijk bloot aan hoge spanning of andere gevaren.
Laat service en onderhoud alleen door bevoegd personeel uitvoeren.
7.Reparatie - Haal het netsnoer uit het stopcontact en neem contact op met een gekwalificeerde onderhoudstechnicus wanneer zich een van de volgende situaties voordoet:
•Het netsnoer of de stekker is beschadigd.
•Er is vloeistof in het apparaat gelekt of er is iets in het apparaat gevallen.
•Het apparaat is blootgesteld aan water en/of vochtig weer (regen, sneeuw, etc.)
•Het apparaat functioneert niet normaal, hoewel u de bedieningsvoorschriften nauwgezet volgt. Maak alleen aanpassingen aan het apparaat die in de bedieningsvoorschriften aan bod komen. Verkeerde aanpassingen kunnen het apparaat beschadigen en aanleiding geven tot aanzienlijke reparatiewerken door een gekwalificeerd technicus.
•Het apparaat is gevallen of de behuizing is beschadigd.
•De prestaties van het apparaat nemen merkbaar af. Dit wijst erop dat het apparaat aan een onderhoudsbeurt toe is.
8.Onderdelen vervangen - Als vervangende onderdelen vereist zijn, dient de onderhoudstechnicus gebruik te maken van door de fabrikant aanbevolen onderdelen, of onderdelen die dezelfde eigenschappen hebben als het oorspronkelijke onderdeel. Niet erkende onderdelen kunnen aanleiding geven tot brand, elektrische schokken of andere gevaren.
9.Veiligheidscontrole - Vraag de onderhoudstechnicus na een onderhoudsbeurt of een reparatie veiligheidscontroles uit te voeren om na te gaan of het apparaat correct functioneert.
10.Voeding - Sluit het apparaat alleen aan op een lichtnet met het voltage vermeld op het etiket op het apparaat. Neem als u niet zeker bent van het te gebruiken type stroomvoorziening contact op met uw dealer of plaatselijke elektriciteitsbedrijf.
•Raadpleeg de bedieningsvoorschriften als u het apparaat wilt gebruiken met batterijen.
•Gebruik alleen de aanbevolen goedgekeurde voedingeensheden als u het apparaat wilt gebruiken met externe voedingseenheden.
•Als u het apparaat wilt gebruiken met een stroombegrenzer, moet deze begrenzer voldoen aan EN60950. Andere voedingseenheden kunnen de apparatuur schade toebrengen of brand of een elektrische schok veroorzaken.
•Als het apparaat op 24 V-wisselspanning werkt, is de normale ingangsspanning 24 V. Er mag niet meer dan
30 V-wisselspanning worden toegepast op de netingang van het apparaat. De meegeleverde bedrading tussen de 24 V-wisselspanningsbron en het apparaat moet voldoen aan de richtlijnen voor elektronica (voedingsniveau klasse 2). Aard de 24 V-wisselspanningsbron niet bij de aansluitklemmen van de voedingsbron of van het apparaat zelf.
11.Aarding - Als het kabelsysteem dat op het apparaat is aangesloten van buiten komt, moet het kabelsysteem geaard zijn. Uitsluitend voor modellen in de V.S. -- Sectie 810 van de National Electrical Code, ANSI/NFPA No.70, bevat informatie over het correct aarden van het montagestatief en het montagehulpstuk, het aarden van de coaxkabel aan een ontladingseenheid, de grootte van de aardingsconductoren, de plaats van de ontladingseenheid, de aansluiting op aardingselektrodes en vereisten voor de aardingselektrode.
12.Aarding en polarisatie - Het apparaat is mogelijk uitgerust met een gepolariseerde stekker (deze heeft twee stiften waarvan de ene breder is dan de andere). Deze veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de stekker slechts op één manier in het stopcontact kan worden gestopt. Draai de stekker om en probeer het nogmaals als deze niet helemaal in het stopcontact gaat. Neem contact op met een elektricien als u de stekker nog steeds niet in het stopcontact kunt stoppen en laat het verouderde stopcontact vervangen. Probeer nooit de beveiliging op de gepolariseerde stekker te veranderen.
Het apparaat kan ook uitgerust zijn met een driedradige aardingsstekker (een stekker met een derde aardingspen). Deze veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de stekker alleen in een aardingsstopcontact kan worden gestopt. Als u de stekker nog steeds niet in het stopcontact kunt stoppen, neemt u contact op met een elektricien om het verouderde stopcontact te vervangen. Probeer nooit de beveiliging op de aardingsstekker te veranderen.
13.Onweer - Het wordt aanbevolen als extra beveiliging tegen onweer of als u het apparaat langere tijd niet gebruikt, het netsnoer uit het stopcontact te halen en alle overige kabels los te koppelen. Zo voorkomt u bliksemschade en schade veroorzaakt door stroomstoten.