3.4.2) De indeling in temperatuurklassen hangt af van de temperatuur van het medium, waarbij rekening wordt gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de volgende grafieken:
Voor CMF200(A of
MAX. OMGEVINGSTEMP. (°C)
SENSORVLOEISTOFTEMP. (°C)
Opmerking 1. Gebruik bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven vloeistof- en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt: T5:T 95°C, T4:T 130°C, T3:T 195°C, T2: T 290°C, T1:T 363°C. De voor stof toegestane minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is
Voor CMF200(C of
MAX. OMGEVINGSTEMP. (°C)
SENSORVLOEISTOFTEMP. (°C)
Opmerking 1. Gebruik bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven vloeistof- en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt: T5:T 95°C, T4:T 130°C, T3:T 195°C, T2: T 290°C, T1:T 440°C. De voor stof toegestane minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is
3.4.3) Omgevingstemperatuurbereik | Ta |
Omdat de elektronica op ca. 1 meter afstand van de sensor wordt gemonteerd en verbonden via een flexibele roestvrijstalen leiding, kan de sensor worden gebruikt bij een hogere omgevingstemperatuur dan +55°C, mits de omgevingstemperatuur de maximale temperatuur van het medium niet overschrijdt en rekening wordt gehouden met de temperatuurklasse en de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor.
3.5) Type CMF********(C of F)*Z**** (behalve CMF***(A, B, C of E)****(C of F)*Z****)
21 |