3.1.20) De indeling in temperatuurklassen hangt af van de temperatuur van het medium, waarbij rekening wordt gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de volgende grafieken:
Voor
MAX. OMGEVINGSTEMP. (°C)
SENSORVLOEISTOFTEMP. (°C)
Opmerking 1. Gebruik bovenstaande grafiek om de temperatuurklasse te bepalen bij een gegeven vloeistof- en omgevingstemperatuur. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt: T6:T 80°C, T5:T 95°C, T4:T 130°C, T3:T 195°C, T2 tot T1:T 207°C. De minimale voor stof toelaatbare omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is
3.1.21) Omgevingstemperatuurbereik | Ta |
De sensor kan worden gebruikt bij een hogere omgevingstemperatuur dan +55°C, mits de omgevings- temperatuur de maximale temperatuur van het medium niet overschrijdt en rekening wordt gehouden met de temperatuurklasse en de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor.
14 |