| |
3.1.3) Temperatuurcircuit |
|
Spanning | Tot 30 V gelijkspanning |
Stroom | Tot 101 mA |
Vermogen | Tot 750 mW |
Effectieve inwendige capaciteit | Te verwaarlozen |
Effectieve inwendige zelfinductie | Te verwaarlozen |
3.1.4) Temperatuurklasse
De indeling in temperatuurklassen hangt af van de temperatuur van het medium waarbij rekening wordt gehouden met de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor. Zie de volgende grafieken:
Voor
MAX. OMGEVINGSTEMP. (°C)
SENSORVLOEISTOFTEMP. (°C)
Opmerking 1. Gebruik bovenstaande grafiek om voor een gegeven vloeistof- en omgevingstemperatuur de temperatuurklasse te bepalen. De maximale oppervlaktetemperaturen voor stof zijn als volgt: T6:T 80°C, T5:T 95°C, T4:T 130°C, T3:T 195°C, T2 tot T1:T 254°C.
De voor stof toegestane minimale omgevings- en procesvloeistoftemperatuur is
3.1.5) Omgevingstemperatuurbereik | Ta |
De sensor kan worden gebruikt bij een hogere omgevingstemperatuur dan +55°C, mits de omgevings- temperatuur de maximale temperatuur van het medium niet overschrijdt en rekening wordt gehouden met de temperatuurklasse en de maximale bedrijfstemperatuur van de sensor.
6 |