67
x
6. Indirect flitsenRechtstreeks geflitste opnamen zijn vaak te herkennen aan de typisch harde
en nadrukkelijke schaduwen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde
lichtafval van voorgrond naar achtergrond storend.
Door indirect te flitsen kunnen deze verschijnselen sterk worden verminderd,
omdat het onderwerp en de achtergrond met verstrooid licht zacht en gelijk-
matig verlicht worden. De reflector van de flits wordt hierbij zo gezwenkt,
dat hij op een geschikt reflecterend vlak (bijv. wanden of plafond van de
ruimte) gericht staat.
De reflector is horizontaal zowel als verticaal te zwenken.
In de uitgangspositie in de kop mechanisch vergrendeld. Druk voor het ont-
grendelen op de drukknop en draai de flitskop.
Bij verticaal of horizontaal zwenken van de reflector moet er op wor-
den gelet, dat hij voldoende ver wordt uitgezwenkt, zodat er geen
rechtstreeks flitslicht vanuit de reflector meer op het onderwerp kan
vallen. Daarom moet er minsten tot in de klikstand van 60° worden
gezwenkt. In het LC-display doven de afstandsaanduidingen.
De onderwerpsafstand van flitser via plafond of wand tot het onder-
werp is nu immers een onbekende grootheid.
Het door het reflectievlak verstrooid gereflecteerde licht geeft een zachte ver-
lichting van het onderwerp.
Het reflecterend vlak moet neutgraal van kleur, c.q wit zijn en mag geen
structuur hebben. (bijv. houten balken tegen het plafond), die schaduwen
kunnen vormen. Voor kleureffecten kiest men een reflecterend vlak in de
gewenste kleur.
Om bij het indirect flitsen schaduwen te vermijden, die bijvoorbeeld bij por-
tretopnamen onder de neus en in de oogkassen ontstaan, wordt het gebruik
van de tweede reflector3) aanbevolen.
3)(met 70 MZ-4 niet mogelijk)
☞
waarden niet worden veranderd! In dit geval moet de diafragma-
waarde op de camera zo worden veranderd, dat in het LC-display
van de mecablitz de gewenste afstand wordt aangegeven.
Flitsen met handinstelling met een SCA 300 adapter, c.q. de standaardvoet SCA 301:
In dit geval moeten de betreffende waarden voor filmgevoeligheid ISO, de
stand van de zoomreflector en de diafragmawaarde met de hand op de
mecablitz worden ingesteld. Dit is voor een correcte belichting absoluut
noodzakelijk, daar de mecablitz op basis van deze gegevens de flitsafstand
tot het onderwerp berekent en in het display aangeeft.
Het instellen van een deelvermogen:
Om de afstandsaanduiding ter wille van een correcte flitsbelichting te veran-
deren en individueel aan te passen aan de opnameomstandigheden kan op
de mecablitz een deelvermogen worden ingesteld:
• Draai het instelwiel tot het pijlsymbool in het LC-display naast de Pstaat.
• Druk het instelwiel in de richting van de pijl. Het pijlsymbool knippert.
• Draai het instelwiel en stel het gewenste vermogen in. Druk het instelwiel in
de richting van de pijl om het gekozen deelvermogen op te slaan, Als u het
instelwiel niet in de richting van de pijl drukt, wordt het deelvermogen na 5 s.
automatisch opgeslagen. Na het opslaan knippert het pijlsymbool niet meer.
Voor het veranderen van de afstandswaarde en individueel aan te passen
aan de opnamesituatie, kan ook de diafragmawaarde op de camera worden
veranderd. Let er echter wel op, dat veranderen van de diafragmawaarde
op de camera de scherptediepte beïnvloedt!
Het uitschakelen van een deelvermogen:
• Draai het instelwiel tot het pijlsymbool in het LC-display naast de Pstaat.
• Druk het instelwiel in de richting van de pijl. Het pijlsymbool knippert.
• Draai het instelwiel tot de aanduiding van het deelvermogen op P 1/1 staat.
Druk het instelwiel in de richting van de pijl om deze instelling op te slaan.
Als u het instelwiel niet in de richting van de pijl drukt, wordt na 5 s. automa-
tisch opgeslagen. Na het opslaan knippert het pijlsymbool niet meer. Het
deelvermogen wordt, bij instelling op een andere flitsfunctie op P 1/1 gezet!
703 47 0122-A3 70MZ-4-5 14.03.2006 13:40 Uhr Seite 67