65
ń
Met de invulflits kunt u lastige schaduwen wegwerken en bij tegenlicht een
uitgebalanceerde belichting tussen onderwerp en achtergrond verkrijgen.
Een computergestuurd meetsysteem in de camera zorgt voor de geschikte
combinatie van belichtingstijd, werkdiafragma en flitsvermogen. Een aandui-
ding op de flitser voor de automatische TTL-invulflitsfunctie vindt niet plaats,
er hoeft ook niets voor te worden ingesteld.
Let er op, dat de bron van het tegenlicht niet recht in het objectief
schijnt. Het TTL-meetsysteem van de camera zou daardoor misleid
kunnen worden!

11.2 Systeemspecifiek TTL-invulflitsen

Afhankelijk van het camerasysteem (fabrikant) beschikken sommige types
camera over systeemspecifieke sturingen voor de TTL-invulflits. Deze moeten
ofwel op de camera zelf, dan wel op de flitser worden geactiveerd (zie de
gebruiksaanwijzingen van camera en SCA-adapter ).
Het activeren op de flitser moet in het menu 'Mode' gebeuren en kan alleen
dan plaatsvinden als camera en SCA-adapter de betreffende sturing van de
invulflits ondersteunen!
NIKON
Verschillende Nikon-camera's ondersteunen samen met de adapter SCA
3402 en de mecablitz 76 MZ5 digital de matrixgestuurde TTL-invulflitsfunc-
tie BL, c.q. de 3DMultisensor-invulflits BL.
Let er op, dat op sommige camera's bepaalde sturingen van de invulflits niet
te activeren zijn als op de camera de 'SPOT-meting (belichtingssturing) is
geactiveerd, c.q. bij het kiezen van de SPOT-meting de betreffende sturing
van de invulflits automatisch gedeactiveerd wordt!

11.3 Automatisch-invulflitsen

Bij het invulflitsen wordt op de flitser in de automatisch-flitsenfunctie A een
correctiewaarde van ong. –1 EV ... –2 EV voor de fluitsbelichting ingesteld
(zie 7.3). Daardoor ontstaat bij de opname een natuurlijk werkend genuan-
ceerd invuleffect voor de schaduwpartijen.
TTLTTL
12. Indirect flitsen
Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en de nadrukke-
lijke schaduwvorming verminderd. Bovendien wordt de natuurkundig
bepaalde lichtafval van voor- naar achtergrond verminderd.
Voor indirect flitsen kan de hoofdreflector van de flitser horizontaal en
verticaal worden gezwenkt. Om kleurzwemen tegen te gaan moet het reflec-
terende vlak neutraal van kleur, c.q. wit zijn. Voor frontale opheldering kan
als extra de hulpreflector via de schakelaar worden geactiveerd (zie
5.1).
Let er bij het verticaal zwenken van de reflector op, dat hij ver genoeg
wordt gezwenkt, zodat er geen flitslicht uit de reflector meer recht-
streeks op het onderwerp kan vallen. Zwenk hem daarom tot min-
stens de 60° klikstand.
Bij gezwenkte zoomreflector verschijnt er geen aanduiding voor de reikwijdte
in het display.
13. Flitssynchronisatie

13.1 Normale synchronisatie (afb. 8)

Bij de normale synchronisatie wordt de flits ontstoken zodra de sluiter geheel
openstaat. Dit is de standaardfunctie en wordt door alle camera's onder-
steund. Er hoeft niets voor te worden ingesteld.

13.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter (afb. 8)

Bij het werken met een SCA-adapter ondersteunen veel camera's de synchro-
nisatie bij het dichtgaan van de sluiter (Rear, 2nd curtain). Hierbij wordt de
flits een onderdeel van een seconde vóór het dichtgaan van de sluiter ontsto-
ken. Dit zorgt bij lange belichtingen (>1/30 s.) en bewegende lichtbronnen
voor een 'natuurlijker' weergave van de opnamesituatie. De lichtsporen ijlen
dan in de opname de lichtbron achterna. Het instellen moet op de camera of
op de flitser worden gedaan (zie 8.3).
Zie voor details de gebruiksaanwijzingen van camera en SCA-adap-
ter .
705 47 0041.A4 76MZ-5 digital 15.03.2007 8:28 Uhr Seite 65