C Filter
D Sapopvangbak
E Tuit
F Klem
G Aandrijfas
H Sapkan met uitneembare schuimscheider en deksel
I Snoeropbergr uimte
J Bedieningsknop
K Pulpopvangbak
Het apparaat in gebruik nemen
De sapcentrifuge klaarmaken voor gebruik
1 Maakdeafneembareonderdelenschoon(ziehoofdstuk‘Schoonmaken’).
2 Trekhetnetsnoeruitdesnoeropbergruimteaandeachterzijdevanhetapparaat.
3 Klikdetuitaandesapopvangbak(g.2).
4 Plaatsdesapopvangbakophetapparaatenplaatshetlterindesapopvangbak.Zorgervoor
dathetltergoedopdeaandrijfaszit(g.3).
Controleerhetltervooriedergebruik.Alsubarstjesofbeschadigingenontdekt,gebruikhet
apparaatdanniet.NeemcontactopmethetdichtstbijzijndePhilips-servicecentrumofbrenghet
apparaat naar uw dealer.
5 Duwdepulpopvangbaktegenhetapparaat(‘klik’)enplaatshetdekselophet
apparaat.(g.4)
6 Duwdetweeklemmenophetdeksel(‘klik’).Schuifdestamperindevultrechter.(g.5)
Zorg ervoor dat de klemmen aan beide zijden van het deksel goed vergrendeld zijn.
7 Plaatsdesapkanonderdetuit(g.6).
De sapkan heeft een verwijderbare schuimscheider. De schuimscheider verwijdert het schuim van
het sap tijdens het uitschenken van het sap.
Tip Het sap blijft langer vers als u na gebruik het deksel op de sapkan plaatst.
De sapcentrifuge gebruiken
Het apparaat werkt alleen indien alle onderdelen goed bevestigd zijn en het deksel goed met de
klemmen vergrendeld is.
Laatdesapcentrifugebijeenzwareverwerkingstaaknietlangerdan40secondenachterelkaar
werken.Laathetapparaatafkoelenvoordatuverdergaat.
1 Washetfruiten/ofdegroentenensnijddezeinstukkendieindevultrechterpassen.
2 Zorgervoordatdetuitaandesapopvangbakisbevestigdendatdesapkanonderdetuit
staat.
3 Draai de bedieningsknop naar stand 1 (lage snelheid) of 2 (normale snelheid).
Snelheid 1 is met name geschikt voor zacht fruit en zachte groenten zoals watermeloen, druiven,
tomaten en komkommer.
Snelheid 2 is geschikt voor alle andere soorten fruit en groenten zoals appels, wortels en rode
bieten.
4 Doehetfruiten/ofdegroenteindevultrechterenduwdezemetdestampervoorzichtig
naarbenedenrichtinghetronddraaiendelter.
-
-
nEDERlanDs48