2. De flitser gereedmaken
2.1 Bevestigen van de flitser aan de camera
De flitser kan alleen met een flitskabel aan de camera worden gebruikt
☞Flitser en camera uitschakelen voor het opzette of afnemen.
Flitser monteren:
•Camerabeugel met de vastzetschroef in de statiefaansluiting van de camera bevestigen. Voor midden- en grootformaatcamera’s bevelen wij het gebruik van de cameraplaat
• Camerabeugel in de snelkoppeling ( afb. 1) van het beugelhouder (afb. 1) inschuiven, tot hij hoorbaar inklikt ( afb. 1).
•Camerabeugel met de klemschroef vastzetten.
•Flitskabel aan flitser en camera aansluiten.
2.2 Voeding
De flitser mag alleen met de accu 60-38 worden gebruikt.
☞Verbruikte accu’s horen niet in het huisvuil ! Draag bij aan de bescher- ming van het milieu en lever verbruikte accu’s bij de fotohandel in !
Open voor de eerste ingebruikneming van de mecablitz het deksel van het accuvak (afb. 5) en neem er de ingelegde transportbeveiliging (kartonnen strook) tussen accu en contacten uit.
2.2.1 Accu opladen
De accu
☞Oppassen ! De flitser moet tijdens het laden uitgeschakelt zijn!
Een lege accu wordt in ong. 7 uur tot 80% van zijn capaciteit opgeladen. Gedurende die tijd licht de rode oplaadaannuiding op. Als de accu tot meer dan 80% opgeladen is, knippert de rode oplaadaanduiding . De
groene oplaadaanduidiung | (afb. 5) licht gedurende de gehele oplaadtijd |
op. Na nog een 6 uur laden is de accu geheel vol.
De accu is leeg als de meer dan 30 seconden duurt voordat de flitser na een flits met vol vermogen, opgeladen is. Een lage accu moet onmiddellijk wor- den opgeladen.
2.3 In- en uitschakelen van de flitser |
|
|
|
| |
De flitser moet via zijn hoofdschakelaar | (afb. 5) worden ingescha- |
| |||
keld - de aanduiding | (afb. 5) voor het in bedrijf zijn van de gene- |
| |||
rator licht op. Schuif de hoofdschakelaar terug naar de stand "0" als |
| ||||
u de flitser uit wilt schakelen. |
|
|
|
| |
Zodra de aanduiding van de flitsparaatheid | (afb. 3) oplicht, is de |
| |||
| |||||
mecablitz gereed om te flitsen. |
|
|
|
| |
☞ Als de flitsparaataanduiding (afb. 3) oplicht terwijl de generator | |||||
uitgeschakeld is, is er niet meer voldoende licht voor een correcte | |||||
belichting. |
|
|
|
|
|
2.4 De aanduiding van flitsparaatheid |
|
|
| ||
|
|
| |||
Bij het oplichten van de aanduiding van flitsparaatheid | (afb. 3) is |
| |||
de flitser gereed om te flitsen; alleen dán zal een flits ontstoken kun- |
| ||||
nen worden. |
|
|
|
|
|
2.5 De aanduiding van de belichtingscontrole |
|
| |||
De aanduiding van de belichtingscontrole | (afb 3) licht alleen op als de |
|
opname in de
Daarmee heeft u bij de
De proefflits wordt ontstoken door te drukken op de ontspanknop voor hand- bediening.
Blijft de aanduiding van de belichtingscontrole (afb. 3) na de proefflits donker, dan moet u het eerstvolgend lagere diafragmagetal instellen of de afstand naar het reflecterende vlak, c.q. het onderwerp verklei-
21