|
|
| STA |
|
|
| RT |
P |
|
| SY |
OW | ER |
| |
| LINK | BU |
1 | 2 |
4 Zodra het bericht verschijnt, houdt u de knop START van de
•Druk op de knop START terwijl het be- richt wordt weergegeven.
•Het lampje BUSY op de
Dit geeft aan dat de instelling is voltooid 2.
Verbinding maken met
Printer1
Doorgaan?
Nee
Ja
Ingestld
5 Zodra de instelling is voltooid, ver- schijnt op de monitor van de came- ra het bericht "Verbinding maken met Printer1 Doorgaan?".
•Selecteer Nee als u wilt terugkeren naar het scherm PROFIEL KIEZEN (c6). Selecteer Ja als u wilt doorgaan en wilt afdrukken (stap 3 op c8).
•Nadat de profielinformatie is ingesteld, kunt u de camera en de
Aantal apparaten dat kan worden ingesteld
•U kunt op de
•U kunt op de camera de profielinformatie opslaan van maximaal negen apparaten, zoals de
Profielnamen
• | Wanneer de Profielinformatie van de |
| de camera wordt opgeslagen, wordt hieraan |
| automatisch de naam "Printer x" gegeven |
| (waarbij x een getal is van 1 tot en met 9). |
• | U kunt de profielnaam "Printer x" later wijzigen |
| met behulp van de Wireless Camera Setup Utility |
| die met de camera wordt geleverd. Raadpleeg de |
Nl
Opmerking
Als het instellen mislukt, gaat het lampje BUSY op de
handleiding van de camera voor meer informatie. |
PD-10 uitschakelen
•De
7