11
High Performance Wireless-N router
Linksys E3000 Hoofdstuk 2: Geavanceerde configuratie
Wireless-B/G Only (Alleen Wireless-B/G) Gebruik Wireless-
B/G Only (Alleen Wireless-B/G) als u zowel Wireless-B als
Wireless-G (2,4 GHz) apparaten in uw netwerk hebt.
Wireless-B Only (Alleen Wireless-B) Als u alleen beschikt
over Wireless-B apparatuur houdt u Wireless-B Only (Alleen
Wireless-B) aan.
Wireless-G Only (Alleen Wireless-G) Als u alleen beschikt
over Wireless-G apparatuur houdt u Wireless-G Only (Alleen
Wireless-G) aan.
Wireless-N Only (Alleen Wireless-N) Als u alleen beschikt
over Wireless-N (2,4 GHz) apparatuur houdt u Wireless-N
Only (Alleen Wireless-N) aan.
Disabled (Uitgeschakeld) Als u geen Wireless-B, Wireless-G
en Wireless-N (2,4 GHz) apparaten in uw netwerk hebt,
selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Network Name (SSID) (Netwerknaam (SSID)) De Service Set
Identifier (SSID) is de netwerknaam die door alle apparaten
in een draadloos netwerk wordt gedeeld. Deze naam is
hoofdlettergevoelig en mag maximaal 32 toetsenbordtekens
lang zijn. Standaard is dit Ciscoxxxxx (xxxxx zijn de laatste
vijf cijfers van het serienummer van de router dat u op het
productlabel, links op het onderpaneel van de router, kunt
vinden). Met behulp van de installatiesoftware die u gebruikt
om de router te installeren en uw draadloze netwerk te
configureren, verandert u de standaardnetwerknaam in een
makkelijk te onthouden naam.
OPMERKING: als u de fabrieksinstellingen van de
router herstelt (door de knop Reset in te drukken
of het scherm Administration > Factory Defaults
(Administratie > Fabrieksinstellingen) te gebruiken),
geldt de standaardnetwerknaam weer en moet u
alle apparaten in uw draadloze netwerk opnieuw
aansluiten.
Channel Width (Kanaalbreedte) Selecteer voor de beste
resultaten in een netwerk met Wireless-B, Wireless-G en
Wireless-N (2,4 GHz) apparaten Auto (20 MHz or 40 MHz)
(Automatisch (20 MHz of 40 MHz)). Voor een kanaalbreedte van
20 MHz behoudt u de standaardinstelling 20MHz Only (Alleen
20 MHz).
Channel (Kanaal) Selecteer het kanaal in de vervolgkeuzelijst
voor Wireless-B, Wireless-G en Wireless-N (2,4 GHz) netwerken.
Als u niet zeker weet welk kanaal u moet selecteren, houdt u de
standaardinstelling Auto (Automatisch) aan.
SSID Broadcast (SSID-broadcast) Als draadloze clients in het
lokale gebied zoeken naar draadloze netwerken waaraan ze zich
kunnen koppelen, detecteren deze de SSID-broadcast van de
router. Gebruik de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld)
als u de SSID van de router wilt uitzenden. Als u de SSID van
de router niet wilt laten uitzenden, selecteer t u Disabled
(Uitgeschakeld).
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Wi-Fi Protected Setup
Er zijn drie beschikbare methoden. Gebruik de juiste methode
voor het clientapparaat dat u aan het configureren bent.
Wireless (WLAN) > Basic Wireless Settings (Wi-Fi Protected Setup)
(Standaardinstellingen WLAN (Wi-Fi Protected Setup))
OPMERKING: Wi-Fi Protected Setup configureert
één clientapparaat tegelijk . Herhaal deze stappen
voor elk clientapparaat dat Wi-Fi Protected Setup
ondersteunt.
1. Knop Use Wi-Fi Protected Setup ( Wi-Fi Protected Setup
gebruiken) Gebruik deze methode als uw apparaat een knop
voor Wi-Fi Protected Setup heeft.
a. Klik of druk op de knop Wi-Fi Protected Setup op het
clientapparaat.
b. Klik op de k nop Wi-Fi Protected Setup in het scherm
Wi-Fi Protected Setup van de router.
Het Wi-Fi Protected Setup LED-lampje knippert twee
minuten blauw tijdens het Wi-Fi Protected Setup-proces
en blijf blauw branden wanneer het Wi-Fi Protected
Setup-proces is geslaagd.
De LED licht oranje op als er een fout optreedt tijdens
het WiFi Protected Setup-proces.- Controleer of het
clientapparaat WiFi Protected Setup ondersteunt.
Wacht totdat het LED-lampje uit gaat en probeer het
vervolgens opnieuw.
De LED knippert als er een Wi-Fi Protected Setup-sessie
actief is. De router ondersteunt één sessie tegelijk.
Wacht totdat de LED continu brandt of uit is voordat u
de volgende Wi-Fi Protected Setup-sessie start.
c. Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op
OK in het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.
2. Enter the client device's PIN on Router (PIN-code
clientapparaat op router invoeren) Gebruik deze methode
als uw clientapparaat over een PIN-code voor Wi-Fi Protected
Setup beschikt.
a. Geef de PIN-code van het clientapparaat op in het veld
op het scherm Wi-Fi Protected Setup van de router.
b. Klik op de knop Register (Registreren) in het scherm
Wi-Fi Protected Setup van de router.