INSTALLATIE INSTRUCTIES
Sluit de uitlaatslang aan op de achterkant van het toestel. Trek de slang uit tot de gewenste lenge en localiseer de uitlaatmond via het ventilatiescherm (Fig. 1).
Montage en installatie van de uitvoer afvoerbuis
1.Breng het uiteinde van de uitlaatslang (11) in de aansluiting van uitlaatmond (10) door tegen de klok in te draaien tot het stopt.
2.Bevestig een uitlaatmondaansluiting (10) aan de uitlaat
aan de achterkant van het toestel. Dit doet u door de uitlaatmondaansluiting van de slang naar beneden toe over de uitlaatuitgang van het toestel te schuiven (4) waarbij u er zeker van moet zijn dat de uitlaatmondaansluiting past in de groeven van de aansluiting van het toestel (Fig. 2).
3.Bevestig de uitlaatmond (9) aan de uitlaatmondaansluiting (10).
4.Trek de uitlaatslang uit (11) en sluit het scherm zover mogelijk waarbij u de uitlaatmond vast zet (9) (Fig. 3 en 4).
INSTALLATIE INSTRUCTIES
Indien vereist kan uw apparaat ook
Ga als volgt te werk:
1.Boor een gat in een buitenmuur, door een deur of een raampost. Het gat mag niet groter zijn dan 125mm, en moet tussen de 35cm en 100cm boven vloerniveau zijn. Als u door een muur boort raden we aan dat u dat gedeelte isoleert met daarvoor geschikte materialen. (Fig.
2.Plaats de flensbevestigingsaccessoire (12) die is meegeleverd in het gat.
3.Plaats de uitlaatslang in de mantel aan de achterkant van het apparaat (Fig. 2).
4.Breng de andere kant van de uitlaatslang in de flens die al in het gat is geplaatst (Fig. 7).
LET OP: Indien u de
BEDIENINGSINSTRUCTIES: BEDIENINGSPANEEL
Stroombediening
De stroomregeling zet het apparaat aan en uit.
Waarschuwingslampje
Gecondenseerd water kan ophopen in het toestel. Als de tank volraakt gaat het waarschuwingslampje op het
Standregeling
De standregeling heeft drie instellingen: Koelen, ontvochtigen en ventileren. De instellingen kunnen worden veranderd met de
NEDERLANDS
1. Koelstand
Als de koelstand is geselecteerd, verschijnt ” “ op het LCD- scherm. Tijdens de koelstand wordt de lucht gekoeld en wordt hete lucht afgevoerd naar de buitenlucht via de uitlaatslang. U kunt de ventilatorsnelheid en de temperatuur instellen op uw gewenste comfortniveau.
Let op: De luchtwisselslangen moeten buiten de ruimte kunnen ontluchten als u de koelstand gebruikt.
2. Ontvochtigingstand | “ |
Als de ontvochtigingsstand is geselecteerd, verschijnt ” |
op het
Let op: De warme lucht wisselslangen moeten binnen de kamer kunnen ontluchten als u de ontvochtigstand gebruikt, niet buiten de kamer zoals bij koelen. Als het toestel buiten de kamer ontlucht zal er verkoeling optreden.
3. Ventilatorstand |
|
Als de ventilator is geselecteerd, verschijnt “ ,”“ ” of “ | ” op |
het
Let op: Het apparaat hoeft niet te ontluchten in de ventilatorstand.
Ventilatorsnelheidregeling |
|
De ventilatorsnelheidregeling | Hoog; Medium; en laag. |
heeft drie instellingen: | |
Tijd instellen |
|
Automatische uitzetten: Druk op de tijdknop als de machine werkt. Druk op + of - om het aantal uren te selecteren waarvan u wilt dat het apparaat werkt voor het automatisch uitgaat.
Automatisch aanzetten: Als het apparaat in de
LET OP: Tijd is in te stellen tussen
Temperatuurbediening
•De temperatuur instelknoppen zijn om de thermostaat in te stellen.
•Standaard toont het
•In de koelstand, als u drukt op “+” of
Let op: Door tegelijkertijd 3 seconden op de “+” and
29