33
GB
D
F
I
NL E
PGRRUTR
4. Het aansluiten van koel- en afvoerleidingenDe grootte van de pijpen van de aftakopening van de BC-bedieningseenheid is
gegeven voor binnenapparaten met typenummers 50 t/m 63.
Dus als u de binnenapparaten anders dan als hierboven omschreven wilt aanslui-
ten, moet u de hiernavolgende procedure volgen.
*1. Voor het aansluiten van types 20 tot 30 van het binnenapparaat.
Sluit de binnenapparaten aan met behulp van de (speciale) verloopstukken die
worden geleverd bij de BC-bedieningseenheden.
Opmerking:
De optrompmoeren die worden geleverd bij de BC-bedieningseenheden die-
nen samen te worden gebruikt.
*2. Voor het aansluiten van binnenapparaten met typenummers 100 t/m 125
(of voor een totale capaciteit van binnenapparaten van 81 of meer)
Sluit na het combineren van twee aftakgaten met gebruikmaking van een optioneel
verkrijgbare gecombineerde leidingenset (CMY-R160-H), de binnenapparaten aan.
*3. Het aansluiten van meerdere binnenapparaten met één aansluiting (of
een gemeenschappelijke pijp)
•Totale capaciteit van aan te sluiten binnenapparaten: minder dan 80 (minder
dan 160 met een gemeenschappelijke pijp)
•Aantal binnenapparaten dat aangesloten kan worden: maximaal 3
•Aftakpijp: Gebruik de aftakpijp voor de CITYMULTI Y-lijn (CMY-Y102S-F)
•Keuze van de koelstofpijpen (Zie de figuur hierboven voor de maten van de
pijpen voor de onderdelen A en B)
Kies de maten op basis van de totale capaciteit van de binnenapparaten die
stroomafwaarts geïnstalleerd worden.
Totale capaciteit van de binnenapparaten
Vloeistofleidingen Gasleidingen
Minder dan 80 ø9,52 ø15,88
81 tot 160 ø12,7 ø19,05
2. Het aansluiten van buitenleidingen (leidingen aan de lage drukzijde)
•Voor PURY-250
PURY-P250
[Fig. 4.1.2] (P.3)
•Voor PURY-200
PURY-P200
[Fig. 4.1.2] (P.3)
ABC-bedieningseenheid BZelf gekochte leiding ø28,58
CZelf gekochte leiding ø25,4 DAansluitkoelstofpijp (meegeleverd)
Opmerking:
Gebruik niet-oxyderend soldeersel.
4.2. Koelleidingwerk
Trek na het aansluiten van de koelleidingen van alle binnen- en buitenapparaten
(waarbij u de stopkleppen van de buitenapparaten volledig dicht moet houden) de
bedieningsgaten van de stopkleppen van de buitenapparaten vacuüm. Open daarna
de klepstangen van de stopkleppen van de binnenapparaten. Dit sluit het koel-
circuit (tussen het buitenapparaat en de BC-bedieningseenheid) volledig aan.
Hoe de stopkleppen behandeld dienen te worden wordt op ieder buitenapparaat
beschreven.
Opmerkingen:
•Breng voor het vastzetten van de tuitmoer wat koelmachineolie aan op
het oppervlak van de kleptuit en op de plaats waar deze aangebracht
wordt.
•Gebruik een dubbele steeksleutel om de aansluiting van de leiding vast
te draaien.
•Controleer nadat de leidingen aangesloten zijn met gebruikmaking van
een gasdetector of met een oplossing van water en zeep, of er geen gas-
lekkage is.
•Alvorens de koelstofleiding te solderen, dient u om de koelstofleiding van
het apparaat en de thermische isolatie natte doeken te wikkelen om krim-
pen door de hitte en verbranding van het isolatiemateriaal te vermijden.
Let er goed op dat de vlam nooit tegen het apparaat zelf aankomt.
Waarschuwing:
Na het installeren of het verplaatsen van het apparaat moet u geen andere
stoffen dan de voorgeschreven (R-22 of R407C) koelvloeistof in het koel-
circuit doen. Als er lucht bijgemengd wordt, kan de temperatuur in het koel-
circuit te hoog oplopen, waardoor het circuit kan openbarsten.
Voorzichtig:
Zaag het uiteinde van de koelvloeistofleiding van het binnenapparaat af, laat
het gas weglopen en verwijder de hardgesoldeerde eindkap.
[Fig. 4.2.1] (P.3)
AHier afzagen BVerwijder hardgesoldeerde eindkap
Kant van het
buitenapparaat
4.1. Koelleidingen aansluiten
1. Sluit de vloeistof- en gaspijpen van elk van de binnenapparaten aan op de-
zelfde eindaansluitnummers zoals aangeduid op het deel van de BC-bedienings-
eenheid met de optrompaansluiting voor het binnenapparaat. Als u de pijpen
aansluit op de verkeerde eindaansluitnummers, werkt het systeem niet naar
behoren.
2. Noteer de typen van de binnenapparaten op het naamplaatje op de bedienings-
doos van de BC-bedieningseenheid (ter identificatie), en noteer de eindaansluit-
nummers van de BC-bedieningseenheid en de adresnummers op het naam-
plaatje op de zijkant van het binnenapparaat.
3. Als het aantal aangesloten binnenapparaten minder is dan het aantal aftakgaten
dan maakt het niet uit welke eindaansluitingen ongebruikt gelaten worden.
Sluit ongebruikte eindaansluitingen af met gebruikmaking van tuitmoeren met
afsluitkappen, op dezelfde wijze als toen ze afgesloten waren bij het verlaten
van de fabriek. Als u er geen afsluitkap op doet zal de koelvloeistof gaan lek-
ken.
4. Zorg ervoor dat u bij gebruik van aftakkingsleidingen (CMY-Y102S-F) deze
waterpas aanbrengt.
5. Gebruik voor het vastmaken van de tuitmoeren een dubbele steeksleutel, zo-
dat er geen lekkage van koelvloeistof kan ontstaan.
6. Gebruik waar nodig niet-oxiderende soldeer, om verstopping van de leidingen
te voorkomen.
7. Nadat u het aansluiten van de pijpen hebt voltooid, dient u ondersteuning voor
de pijpen aan te brengen om te voorkomen dat het gewicht van de pijpen wordt
overgedragen op de eindaansluitingen van de BC-bedieningseenheid (in het
bijzonder op de gaspijpen van de binnenapparaten).
Waarschuwing:
Wanneer u de airconditioner op een andere plaats installeert, dient u deze
alleen te vullen met die koelstof (R407C of R22) welke vermeld staat op het
apparaat.
- Indien een andere koelstof wordt gebruikt of indien er lucht wordt gemengd met
de oorspronkelijke koelstof, kan er een storing optreden in de koelcyclus en kan
het apparaat beschadigd raken.
Voorzichtig:
•Gebruik fosforhoudende, zuurstofarme C1220-koperpijpen (CU-DHP) als
koelstofpijpen zoals opgegeven in JIS H3300 “Naadloze pijpen en buizen
van koper of koperlegeringen”. Daarnaast dient u ervoor te zorgen dat de
binnen- en buitenoppervlakken van de pijpen schoon zijn en vrij zijn van
gevaarlijk zwavel, oxiden, stof/vuil, deeltjes ten gevolge van nasnijden,
olieresten, vocht of andere verontreinigingen.
•Maak geen gebruik van de bestaande koelstofpijpen.
- De oude koelstof en koelmachine-olie in de bestaande buizen bevat een
grote hoeveelheid chloor die ervoor kan zorgen dat de koelmachine-olie van
het nieuwe apparaat verslechtert.
•Sla de te gebruiken pijpen binnen op en zorg ervoor dat beide uiteinden
van de pijpen afgesloten zijn, tot vlak voordat deze worden gesoldeerd.
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit verslechte-
ring van de olie of een storing in de compressor als gevolg hebben.
•Gebruik Suniso 4GS of 3GS (kleine hoeveelheid) als koelmachine-olie
voor de coating van optromp- en flensverbindingen. (Voor typen die ge-
bruik maken van R22)
•Gebruik esterolie, etherolie of alkylbenzeen (kleine hoeveelheid) als koel-
machine-olie voor de coating van optromp- en flensverbindingen. (Voor
typen die gebruik maken van R407C)
- De koelstof die in de airconditioner wordt gebruikt is uiterst hygroscopisch,
en vermengd met water kan het de kwaliteit van de koelmachine-olie ver-
slechteren.
1. Grootte van de pijpen voor de eindaansluitingen van de BC-bedienings-
eenheid
[Fig. 4.1.1] (P.3)
(Eenheid: mm)
Leidinggedeelte Hoge drukzijde Lage drukzijde
Item (vloeistofleiding) (gasleiding)
PURY-200 ø25,4 (Hardsolderen)
PURY-P200 ø19,05
PURY-250 (Hardsolderen) ø28,58 (Hardsolderen)
PURY-P250
Kant van het binnenapparaat ø9,52 (tuit) ø15,88 (tuit)
ANaar het buitenapparaat BUitgang (Hardsolderen)
CBC-bedieningseenheid DVerloopstuk (meegeleverd)
EBinnenapparaat. FMinder dan 40
GGecombineerde leidingset (Modelnaam: CMY-R160-H)
HAftakleiding (Modelnaam: CMY-Y102S-F)
ITot drie apparaten per aftakgat; totale capaciteit: onder 80 (maar evenveel in de
koelings- als in de verwarmingsstand).