mijl, zeemijl, kilometer, meter enz.) zolang dezelfde
1.Bepaal de begin- en eindmarkeringen voor uw vooraf bepaalde afstand.
2.Start de chronograaf zodra het doel voor snelheids- meting de beginmarkering passeert.
3.Stop de chronograaf zodra het doel voor snelheids- meting de eindmarkering passeert.
4.De secondewijzer van de chronograaf wordt vergele- ken met de tachymetermarkeringen om de snelheid van het doel te bepalen.
Rekenliniaalfunctie
De rekenliniaalfunctie van de bovenste ring werkt door de buitenste ring te draaien. De binnenste ring draait niet. De buitenste ring heeft altijd betrekking op “afstand” of “snelheid” of gegevens die afhankelijk van tijd variëren. De binnenste ring vermeldt alleen tijdeenheden.
Buitenste ring
Op de buitenste ring geeft het getal “10” factoren of meervouden van 10 weer zoals 0,1, 1,0, 10 of 100.
Binnenste ring
Op de binnenste ring verwijst “MPH” (mijl per uur) naar “snelheidsindex”. Deze index wordt gebruikt om de snelheid van gegevens per uur te berekenen. Op de binnenste ring zijn “STAT” (wettelijke mijlen) en “NAUT” (zeemijlen) voor het omzetten van afstandseenheden.
264 | 265 |