22
Instellen van externe regelaars• bAL : Balans tussen de DIRECT en MIC
signalen (BLEND)
• StE : Stereo-positie van de twee micro-
foons (STEREO)
• A.Pr : Volume na de voorversterker
• A.rE : Volume na nagalm
• bAS : Toonregeling (BASS)
• mid : Toonregeling (MIDDLE)
• trE : Toonregeling (TREBLE)
• PrE : Toonregeling (PRESENCE)
• Lmt : Instelling begrenzer
• SPd : SPEED/TIME instellingen voor de
chorus/vertragingseffecten
• dPt : DEPTH/FEEDBACK instellingen
voor de chorus/vertragingseffecten
• LE : LEVEL instelling voor de chorus/
vertragingseffecten
• rE :
REVERB instelling voor het nagalm-
effect
Deze parameters (ingestelde waarden) kunnen
worden ingesteld met de regelaar die bij stap 3
is bepaald.
5. Druk op de [FR 3] toets.
De minimum parameter waarde (voor deze
regelaar) zal op het display verschijnen.
Stel de waarde (0.0-10.0) in met de [UP]/[DOWN]
toetsen.
6. Druk op de [FR 4] toets.
De maximum parameter waarde (voor deze
regelaar) zal op het display verschijnen.
Stel de waarde (0.0-10.0) in met de [UP]/[DOWN]
toetsen.
7. Druk op de [UTILITY] toets om terug te keren
naar de speelfunctie.
Door een los verkrijgbare voet-regelaar (expressie-pedaal), zoals de YAMAHA FC-7 aan te
sluiten op de EXP. PEDAL aansluiting van de AG-Stomp, kunt u volume, toon of effect
parameters (ingestelde waarden) regelen. Het is ook mogelijk deze instellingen te regelen via
MIDI bedieningswijzigingen.
* In het volgende stuk wordt met de afkorting [FR 1] verwezen naar de [FEEDBACK REDUCTION 1] toets enz.
■Procedure
1. Druk in de speelfunctie tegelijkertijd op de
[MANUAL] toets en de [UTILITY] toets.
De functie voor het instellen van externe
regelaars wordt geactiveerd en “CtL” zal op
het display verschijnen.
2. Druk op de [LIMITER] toets.
Op het display zal een bedieningsnummer
verschijnen.
Stel het bedieningsnummer in met de [UP]/
[DOWN] toetsen.
Er kunnen maximaal 8 instellingen voor externe
regelaars (bedieningsnummers 1-8) worden
opgeslagen in het geheugen van de AG-Stomp.
U kunt dus 8 verschillende regelaars gebruiken
om parameters in te stellen, of u kunt 1 regelaar
gebruiken om 8 verschillende parameters in te
stellen.
3. Druk op de [FR 1] toets.
Het soort regelaar zal op het display verschijnen.
Gebruik de [UP]/[DOWN] toetsen om het soort
regelaar in te stellen.
• EP : De functie wordt bediend via de
voet-regelaar die is aangesloten op
de EXP.PEDAL aansluiting van de
AG-Stomp.
• 1-31, 64-95: De functie wordt bediend
via wijzigingsgegevens van externe
MIDI apparatuur aangesloten op de
MIDI IN aansluiting van de AG-
Stomp. Selecteer het wijzigings-
nummer voor de bediening.
(Raadpleeg de handleiding van de
externe MIDI apparatuur voor meer
informatie omtrent de MIDI wijzi-
gingsnummers voor de bediening.)
4. Druk op de [FR 2] toets.
Het soort parameter zal verschijnen op het
display.
Kies de in te stellen soort parameter met de [UP]/
[DOWN] toetsen.
• oFF : Uit (geen bediening door externe
regelaars)
Deze instellingen voor externe regelaars wor-
den met de patchgegevens opgeslagen.
In de utiliteitsfunctie is er ook een functie die
niet gerelateerd is aan de patchgegevens die
de externe bediening van UTILITY
instellingen aan of uit zet. (→ bladzijde 26)