13. Vooruit- of terugspoelen.
14.AUDIO - Een audiotrack van een DVD selecteren.
15.SUBTITLE - Selecteren van ondertiteling.
16.EXIT (AFSLUITEN) - Sluiten van menu's of de infobalk op het scherm.
17.OK - Menuselectie bevestigen.
18.PLAYMODE (AFSPEELMODUS) - Weergave afspeelmodus-menu indien aanwezig op disc.
19.GOTO (GA NAAR) - Weergave van INFO-menu. Directe invoer van specifieke locatie op een DVD/CD.
20.A-B - Herhaling van een specifieke sectie van een disc.
21.0-9 NUMERIEKE TOETSEN - 0>9 worden gebruikt voor toegang tot een titel, hoofdstuk, track en tijd in het "Ga naar"-menu, toegang tot een titel, hoofdstuk, track in het programmamenu of het invoeren van een wachtwoord in het kinderslot.
Opmerking: Bij afspelen van een DVD wordt "1" gebruikt voor de weergave van het titelmenu als dit aanwezig is op de disc. "2" wordt gebruikt voor de selectie van de kijkhoek indien aanwezig op de disc.
22. DEMPEN - Dempt het geluid.
ACHTERZIJDE
1.Netsnoer.
2.SCART-uitgang.
3.Composite video-uitgang.
4.Audio-uitgang - Links en rechts.
AANSLUITINGEN
Videoaansluitingen
De manier waarop u uw DVD-speler aansluit en de kabels die u gebruikt, kunnen een merkbaar verschil in beeld- en geluidskwaliteit opleveren. Voordat u een van de opties selecteert, moet u er zeker van zijn dat uw andere apparatuur (bijv. TV, ontvanger) de vereiste in- en uitgangsconnector heeft. Mogelijke opties:
AV-KABEL
A.Om het geluid van de DVD-speler via uw TV te horen, gebruikt u audiokabels (wit/rood) om de AUDIO (L/R)- uitgangen van de DVD-speler aan te sluiten op de bijbehorende AUDIO IN-connectors op de TV.
B.Gebruik een composite video-kabel (geel) voor aansluiting van de CVBS (VIDEO)-uitgang van de DVD-speler op de video-ingang (A/V In, Video In, Composite) van de TV.