Koerslijn: de boeglijn wordt doorgetrokken in uw reisrichting.
•Uit: hiermee schakelt u de koerslijn uit.
•Afstand: geeft de afstand tot het einde van de koerslijn weer.
•Tijd: de benodigde tijd voor het bereiken van het einde van de koerslijn.
Kaartgrenzen: schakel bij het laden van BlueChart g2
Tracks: tracks op de kaart verbergen (uit) of weergeven (aan).
Uiterlijk: hiermee past u de weergave van de items op de kaart aan.
Kaarten gebruiken
Het uiterlijk van de kaart wijzigen
Selecteer in het startscherm Kaarten > Kaart instellen > Uiterlijk.
Detail: hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden weergegeven.
Druk de |
| Druk de |
tuimelschakelaar |
| |
naar links om |
| tuimelschakelaar |
het kaartdetail te |
| naar rechts om |
verlagen. |
| het kaartdetail te |
|
| verhogen. |
|
|
|
Foto’s: de satellietbeelden met hoge resolutie in- of uitschakelen of alleen voor land gebruiken. (Zie pagina 14 voor meer informatie.)
Omgevingsdiepte: dieptepeilingen in- en uitschakelen en een gevaarlijke diepte instellen.
Lichtsectoren: de weergave van lichtsectoren op de kaart aanpassen.
Symbolen: hiermee selecteert u de symbolen voor de navigatiehulpmiddelen (NOAA of IALA).
Symboolgrootte: hiermee kunt u de grootte van de symbolen op de kaart aanpassen.
Gebruikershandleiding GPSMAP® |