Transducer aan oppervlak

Voer (+) een positief getal in om de diepte onder de kiel weer te geven.

Transducer aan onderste

punt van de kiel

Voer (-) een negatief getal in om de diepte vanaf het oppervlak weer te geven.

Kiel offset

Transducer: hiermee selecteert u het transducertype (Dubbele frequentie of Dubbele bundel), stelt u de temperatuurbron in, bepaalt u de kegelhoek van de sonar en kalibreert u de watersnelheid.

Temperatuurbron: hiermee stelt u de temperatuurbron in (transducer of NMEA).

Kegelhoek van de sonar: als u geen standaard Garmin- transducer gebruikt, kunt u de kegel van de sonar instellen (in graden) zodat deze nauwkeurig op het Fish Eye 3D-scherm wordt weergegeven.

Opmerking: de instelling van de kegelhoek voor de sonar heeft geen invloed op de standaard Garmin-transducer en moet alleen worden gebruikt voor transducers die niet standaard zijn.

Het apparaat configureren

Kalibreer watersnelheid: als u een transducer met snelheidsmeting gebruikt, kunt u via dit menu de snelheidssensor kalibreren. Als u geen transducer met snelheidsmeting hebt, wordt dit menu niet weergegeven.

De snelheidssensor kalibreren:

1.Selecteer in het startscherm Configureer > Mijn boot > Transducer > Kalibreer watersnelheid.

2.Verhoog of verlaag de snelheid van de boot tot kruissnelheid. Noteer de hoogste snelheid en breng de boot tot stilstand.

3.Markeer OK en druk op SELECT.

Opmerking: als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets registreert, verschijnt de melding dat de “Snelheid te laag” is. Markeer OK, druk op SELECT en verhoog geleidelijk de snelheid van de boot. Als de melding opnieuw wordt weergegeven, stopt u de boot en controleert u of het wieltje van de snelheidssensor niet vastzit. Als het wieltje zonder problemen draait, controleert u de kabelverbindingen. Neem contact op met de productondersteuning van Garmin als de melding blijft verschijnen.

Gebruikershandleiding GPSMAP® 500-serie

33