Instellen van het luidsprekeruitgangsniveau

SUBWFR LVL (uitgangsniveau subwoofer),

FRONT L LVL (uitgangsniveau linkervoorluidspreker),

FRONT R LVL (uitgangsniveau rechtervoorluidspreker),

CENTER LVL (uitgangsniveau middenluidspreker),

SURR L LVL (uitgangsniveau linkersurroundluidspreker),

SURR R LVL (uitgangsniveau rechersurroundluidspreker)

U kunt de uitgangsniveaus voor de luidsprekers instellen.

Stel de uitgangsniveaus voor alle luidsprekers zodanig in dat u het geluid via alle luidsprekers met hetzelfde niveau hoort.

De instelling wordt voor iedere bron afzonderlijk in het geheugen vastgelegd nadat u de instelling eenmaal heeft gemaakt.

Instelbereik: –10 (dB) tot +10 (dB) (met stappen van 1)

Fabrieksinstelling: 0 (dB) voor alle luidsprekers

OPMERKINGEN

U kunt het uitgangsniveau niet instellen voor luidsprekers waarvoor u “NO” heeft gekozen (zie bladzijde 18).

Bij gebruik van een hoofdtelefoon kunt u uitsluitend het uitgangsniveau van de linker- en rechtervoorluidsprekers instellen.

De door Smart Surround Setup ingestelde afstand en uitgangsniveaus worden gewist indien u een van deze instellingen (uitgezonderd het uitgangsniveau voor de subwoofer) verandert. De door u handmatige gemaakte instellingen zijn vervolgens effectief.

Met de afstandsbediening:

1Druk op TEST TONE om het uitgangsbalans van de luidsprekers te controleren.

“TEST L” begint op het display te knipperen en er wordt in de volgende volgorde een testtoon via de luidsprekers uitgestuurd:

EQ C.TONE

VIRTUAL SB AUDIO P. BASS

TA NEWS INFO RDS TUNED ST AUTO MUTING SLEEP AUTO MODE

LPCM

L

C

R

 

PL

ATT

DOLBY D

S . WFR LFE

NEO : 6

HP

DTS AAC

 

 

 

 

 

DSP 3D

MHz

LS

SB

RS

96 / 24

AUTO SR

kHz

 

 

 

 

 

 

 

 

L C R

(Linkervoorluidspreker) (Middenluidspreker) (Rechtervoorluidspreker)

SW LS RS

(Subwoofer) (Linkersurroundluidspreker) (Rechtersurroundluidspreker)

2Stel de uitgangsniveaus voor de luidsprekers in.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de linkervoorluidspreker, drukt u op FRONT L +/–.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de rechtervoorluidspreker, drukt u op FRONT R +/–.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de middenluidspreker, drukt u op CENTER +/–.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de linkersurroundluidspreker, drukt u op SURR L +/–.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de rechtersurroundluidspreker, drukt u op SURR R +/–.

Voor het instellen van het uitgangsniveau voor de subwoofer, drukt u op SUBWFR +/–.

3Druk nogmaals op TEST TONE om de testtoon te stoppen.

OPMERKINGEN

U kunt de uitgangsniveaus voor de luidsprekers tevens zonder gebruik van de testtoon instellen.

Er kan geen testtoon worden weergegeven indien de HEADPHONE (of 3D HEADPHONE) functie is geactiveerd.

Instellen van de geluidsparameters voor de Surround-/DSP-functies

U kunt de geluidsparameters voor de Surround-/DSP-functies naar wens instellen.

Zie bladzijden 31 tot 35 voor details aangaande de surround-/ DSP-functies.

Instellen van het effectniveau voor de DSP- functies—EFFECT

Deze instelling kan uitsluitend worden gemaakt indien een van de DSP-functies (uitgezonderd ALL CH ST.) is geactiveerd. Zie bladzijden 34 en 35 voor het activeren van een DSP-functie.

Nadat u de instelling eenmaal heeft gemaakt, wordt deze voor iedere DSP-functie in het geheugen vastgelegd.

Instelbereik: 1 tot 5 (met stappen van 1)

Fabrieksinstelling: EFFECT 3

Het effect wordt sterker wanneer u een hoger nummer kiest. Kies normaliter “3”.

Instellen van de panoramaregeling voor Pro Logic II Music—PANORAMA

Deze instelling kan uitsluitend worden gemaakt indien Pro Logic II Music is geactiveerd. Zie bladzijden 34 en 35 voor het activeren van Pro Logic II Music.

Nadat u de instelling eenmaal heeft gemaakt, blijft deze in het geheugen vastgelegd totdat u de instelling weer verandert.

Deze instelling kan niet met de afstandsbediening worden gemaakt.

PANORAMA ON Kies voor een “omringend” geluid met het effect van zijmuren.

PANORAMAOFF Kies indien u het oorspronkelijk opgenomen geluid wilt beluisteren.

Fabrieksinstelling: PANORAMAOFF

Instellen van de middentoon—CENTER TONE

Deze instelling kan uitsluitend worden gemaakt indien een van de Surround-/DSP-functies is geactiveerd.

U kunt de middentoon niet instellen indien “CENTER SPK” op “NO” is gesteld (zie bladzijde 18).

Nadat u de instelling eenmaal heeft gemaakt, wordt deze voor iedere Surround-/DSP-functie in het geheugen vastgelegd.

Instelbereik: 1 tot 5 (met stappen van 1)

Fabrieksinstelling: CNT TONE 3

De dialoog wordt duidelijker hoorbaar wanneer u een hoger nummer kiest.

Kies normaliter “3”.

Indien de middentoon op een andere instelling dan “CNT TONE 3” is gesteld, licht de C.TONE indicator op het display op.

Met de afstandsbediening:

Instellen van het effectniveau:

Druk op SOUND en vervolgens herhaaldelijk op EFFECT.

Instellen van de middentoon:

Druk op SOUND en vervolgens herhaaldelijk op C.TONE.

OPMERKING

Na een druk op SOUND werken de cijfertoetsen voor het maken van geluidsinstellingen. Voor het gebruik van de cijfertoetsen voor bediening van de gewenste bron, moet u alvorens bediening eerst op de juiste bronkeuzetoets drukken; de afstandsbediening zal anders namelijk niet als bedoeld functioneren.

Regelen van het geluid—RX-E5S/RX-E51B

23