REINIGING
•Alle verwijderbare delen (A, B, C, D, E, G, L, M, N) kunnen in de vaatwasser worden afgewassen, met uitzondering van het sapreservoir (E). Het sapreservoir (E) dient direct na gebruik te worden afgewassen in water met afwasmiddel.
•Het apparaat is gemakkelijk te reinigen direct na gebruik.
•Gebruik geen schuursponsjes, aceton, alcohol (white spirit), enz. om het apparaat te reinigen.
•Wees voorzichtig met de zeef. Gebruik het apparaat op de juiste manier om storingen te voorkomen. De zeef kan worden gereinigd met de borstel (O). Verwijder de zeef bij eerste tekenen van zwakte of schade.
•Reinig het motorblok met een vochtige doek. Droog het goed af.
•Dompel het motorblok nooit onder in water.
WAT TE DOEN ALS UW APPARAAT NIET WERKT?
PROBLEMEN | OORZAKEN | OPLOSSINGEN | |
|
|
| |
| De stekker zit niet goed in het | Sluit het apparaat aan op een | |
| stopcontact met het juiste voltage. | ||
| stopcontact; de bedieningsknop | ||
| Zet de bedieningsknop op snelheid | ||
| (I) staat niet op “1” of “2”. | ||
Het apparaat werkt niet. | “1” of “2”. | ||
| |||
|
| ||
| Het deksel (C) zit niet goed vast. | Controleer dat het deksel (C) juist is | |
| geplaatst en dat het is vastgezet | ||
|
| met de veiligheidsklem (H). | |
|
|
| |
Er komt een geur vrij of het | De zeef (D) is niet juist geplaatst. | Controleer of de zeef (D) juist is | |
geplaatst op de aandrijfas (J). | |||
apparaat is te heet om aan te |
| ||
|
| ||
raken, het maakt abnormaal |
|
| |
|
| ||
veel geluid of er komt rook uit | Er wordt te veel groente of fruit | Laat het apparaat afkoelen en | |
het apparaat. | verwerk minder groente of fruit in | ||
tegelijk verwerkt. | |||
| een keer. | ||
|
| ||
|
|
| |
Er komt minder sap uit het | De zeef (D) is verstopt. | Schakel het apparaat uit, reinig de | |
apparaat. | aanvoerbuis (B) en de zeef (D). | ||
| |||
|
|
|
Neem bij andere problemen of storingen contact op met een erkend servicecentrum.
60