NEDERLANDS 55
De knoppen voor de reinigingstijd gebruiken
Indicatorsignalen en hun betekenis
De robot heeft een display met drie indicators: de waarschuwingsindicator, de aan/uitindicator en de ‘stofbak
Indicatorsignaal | Betekenis |
|
|
De aan/uitindicator brandt ononderbroken. | De robot maakt schoon. |
De aan/uitindicator knippert. | De accu is leeg. |
De ‘stofbak | De stofbak is vol. |
De waarschuwingsindicator knippert. | De robot is opgetild tijdens het schoonmaken. |
| De bumper van de robot zit vast. |
| Een wiel of zijborstel zit vast. |
| De bovenklep ontbreekt of is niet goed gesloten. |
| De robot kan het docking station niet vinden. |
Reiniging en onderhoud
De stofbak legen en schoonmaken
Maak de stofbak leeg en maak deze schoon wanneer de ‘stofbak
1Verwijder het bovendeksel (fig. 36).
Opmerking: Zorg ervoor dat de aan/uitknop in de
2Trek de handgreep van het stofbakdeksel omhoog en til de stofbak uit het stofbakcompartiment (fig. 37).
Opmerking:Wanneer u de stofbak verwijdert of terugplaatst, let dan op dat u de bladen van de motorventilator niet beschadigt.
3Til het deksel voorzichtig van de stofbak en neem het filter uit de stofbak (fig. 38).
4Schud de stofbak leeg boven een afvalbak. Reinig het filter en de binnenkant van de stofbak met een doek of een tandenborstel met zachte borstelharen. Maak ook de zuigopening aan de onderkant van de stofbak schoon (fig. 39).
Let op: Maak de stofbak en het filter niet schoon met water of in de vaatwasmachine.
5Plaats het filter terug in de stofbak. Plaats vervolgens het deksel op de stofbak (fig. 40).
6Plaats de stofbak terug in het stofbakcompartiment en plaats de bovenklep terug op de robot (fig. 41).