Het apparaat configureren

U kunt de apparaatinstellingen configureren in het configuratiescherm.

Systeeminstellingen configureren������������

Om de algemene systeeminstellingen te wijzigen, gaat u naar het startscherm en selecteert u Configureer > Systeem.

Simulator: met deze optie schakelt u de simulatormodus in of uit en kunt u de opties voor de simulatormodus instellen. (Als het apparaat in tijdens de eerste installatie in de modus voor winkeldemo, wordt deze instelling Demo genoemd.)

Taal: hiermee selecteert u de taal op het scherm.

Zoemer/weergave: selecteer Zoemer om te bepalen wanneer het apparaat geluidssignalen geeft. De drie instellingen zijn Uit, Alleen alarmen (standaard) en Aan (toetsen en alarmen). Selecteer Weergave om over te schakelen tussen dag- en nachtmodus en de schermverlichting te verhogen of verminderen.

GPS: GPS-satellieten weergeven, WAAS/EGNOS in- of uitschakelen en de GPS-ontvanger initialiseren.

Systeeminformatie: systeeminformatie weergeven en fabrieksinstellingen herstellen.

Logboek: toont een lijst met systeemgebeurtenissen.

Cijferoverlay: hiermee stelt u de weergave van de cijfers voor Wind en Volgende afslag in.

Het apparaat configureren

Maateenheden wijzigen

Om maateenheden te wijzigen, selecteert u in het startscherm Configureer > Eenheden.

Systeemeenheden: met deze snelle, algemene optie kunt u de individuele maateenheden die hieronder zijn weergegeven, tegelijk wijzigen. Statuut (m/u, vt, °F), Metrisch (k/u, m, ºC) of Nautisch (kt, ft, ºF).

Diepte: hiermee kunt u de maateenheden voor de diepte individueel instellen op Voeten (ft), Vadems (fa) of Meters (m).

Temperatuur: hiermee kunt u de maateenheden voor de temperatuur individueel instellen op Fahrenheit (ºF) of Celsius (ºC).

Opmerking: om de diepte en de temperatuur te kunnen weergeven, moet u NMEA-dieptegegevens van een sonar ontvangen of een Garmin-peilmodule gebruiken.

Afst, Snelh, Hoogte: hiermee kunt u de maateenheden voor afstand, snelheid en hoogte individueel instellen.

Koers: hiermee stelt u de referentiepunten in voor het berekenen van de koers.

Positie: hiermee wijzigt u het coördinatensysteem waarmee locaties worden weergegeven. De standaard indeling is hdddºmm.mmm’. Wijzig de positie-indeling alleen wanneer u een kaart gebruikt met een afwijkende indeling.

Tijd: hiermee kunt u de tijdsindeling (12 uur, 24 uur, of UTC) en de tijdzone instellen en aangeven of u de zomer- en wintertijd wilt toepassen.

Gebruikershandleiding GPSMAP® 500-serie