N10-4
10. ONDERHOUD DUTCH VERSION NM1-33031
(1) De drukker is gereed.
(2) Laad een rol media volgens de normale procedure.
(3) Druk de [PAUSE] toets in.
(4) De drukker zet zich in pauze.
(5) Druk de [PAUSE] toets in en hou de toets minstens 3
seconden ingedrukt terwijl de drukker zich in pauze bevindt.
(6) Het type sensor verschijnt op het scherm.
(7) Druk de [FEED] toets in.
(8) De reflectiesensor (zwarte stip) is geselecteerd.
(9) Druk de [FEED] toets opnieuw in.
(10) De transmissiesensor (opening tussen twee etiketten) is
geselecteerd.
(11) Druk de [PAUSE] toets in en hou de toets ingedrukt.
(12) De media wordt doorgevoerd tot zolang de [PAUSE] toets
ingedrukt is.
(13) Laat de [PAUSE] toets los nadat 1,5 etiket doorgevoerd
werd. (De opening tussen twee etiketten werd aldus
ingesteld).
(14) Druk de [RESTART] toets in.
(15) De drukker is gereed.
(16) Stuur een uitvoercommando van de PC naar de drukker.
10.4 Instelling van de voedingholte
10.4 Instelling van de voedingholte

De spatiesensor zorgt ervoor dat elk etiket automatisch op hetzelfde startpunt wordt bedrukt. Bij gebruik

van voorgedrukte etiketten, kan het gebeuren dat, naargelang de inktsoort, de sensor er niet in slaagt de

voedingsholte te detekteren. In dat geval moet de sensor met behulp van het bedieningsbord van de

drukker ingesteld worden.

Instellingsprocedure

ON LINE
ON LINE
PA USE
PA USE
ON
L
INE
ENCENDIDO
RESTART
PAUSE
Comando
TR NSMI SIVE
PAUSE
AS
FEED
FEED
TR NSMI SIVEAS
PAUSE
TR NSMI SIVEAS
RE LECTIVEF
OPMERKINGEN:
1. Indien de [PAUSE] toets binnen 3 seconden losgelaten wordt, terwijl de drukker zich in pauze bevindt, wordt geen
papier doorgevoerd.
2. Om de opening tussen twee etiketten correct in te stellen, moeten minsten 1.5 tot 2 etiketten doorgevoerd worden.
3. Terwijl de drukkop geheven is, werkt de [PAUSE] toets niet.
4. Fouten met betrekking tot papiereinde and snijmes worden niet waargenomen tijdens de doorvoer van papier.
5. Selectie van de transmissiesensor (indien voorgedrukte etiketten) d.m.v. het aanvoercommando en het
uitvoercommando stelt de drukker in staat de juiste startpositie van het etiket te achterhalen ook indien
voorgedrukte etiketten gebruikt worden.
6. Indien de startpositie onjuist blijkt te zijn niettegenstaande de instelling van de openingsensor, moet deze sensor
via de systeemmode op punt gesteld worden. Voer nadien opnieuw een instelling van de openingssensor uit.
Vergewis u ervan dat de transmissiesensor (voorgedrukte etiketten) geselecteerd werd (zowel d.m.v. aanvoer-
als uitvoercommando).