NL
Gebruik uw airconditioner niet, als:
het snoer is | er kans bestaat dat | er vreemde | er een warmtebron | Niet zelf proberen |
beschadigd. | er een vloeistof | objecten in terecht | vlak bij staat. | te repareren. |
| op lekt. | kunnen komen. |
|
|
WERKING
De compressor (6) in het buitendeel drukt het koelmiddel samen tot een gas met hoge temperatuur en druk. Als dit gas langs de koelribben van de condensor (7) stroomt wordt de warmte afgestaan en condenseert het gas tot vloeistof, die naar de verdamper (1) in het binnendeel wordt geleid. Daar zet de vloeistof uit tot een gas met lage druk en lage temperatuur wordt omgezet.
Dit gas neemt de warmte op van de lucht in het vertrek, de gekoelde lucht wordt weer in het vertrek geblazen en de warmte wordt met het gas mee naar de compressor geleid.
1
a
2
3
b
5
4
c
6 7
d
8
Ventilator (3) zuigt de lucht (a) langs het filter (2) en blaast de gekoelde lucht (b) terug in het vertrek.
Ventilator (8) voert lucht (c) over de condensor en blaast warme lucht (d) weg.
1. verdamper | 5. vloeistofleiding |
2. filter | 6. compressor |
3. ventilator | 7. condensor |
4. gasleiding | 8. ventilator |
Verwarmen.
Het systeem wordt omgekeerd: de condensor werkt als verdamper, de verdamper
als condensor: er wordt warme lucht het vertrek ingeblazen. Ideaal voor koele dagen als de hoofdverwarming (nog) niet brandt.
Ontvochtigen.
Als bij koelen, het vocht in de lucht condenseert op de koude verdamper bij kamertemperatuur.
3