NEDERLAND
M | (begint op pagina 38) |
|
Houd de handgreep (14) ingedrukt tijdens het gebruik, bij het loslaten ervan stopt de motor.
MAAIEN
Voor het maaien de machine met de hand voortduwen of de automatische besturing inschakelen.
Inschakelen automatische besturing: het koppelingshandvat (18) omhoog trekken en ingedrukt houden.
PAS OP: alleen inschakelen bij lopende motorUitschakelen automatische besturing: het koppelingshandvat loslaten.
N
O
(begint op pagina 38)
Belangrijk: wanneer bij aangetrokken koppelingshandvat de besturing niet ingeschakeld wordt, dient de koppelingskabel afgesteld te worden door de veer (P) in een van de volgende gaten van het plaatje (R) te plaatsen "S" .
AUTOMATISCHE BESTURINGSINRICHTING (begint op pagina 38)
Controleer regelmatig de automatische besturingsinrichting en houd deze goed schoon.
Reinig vooral pignon (20) en tandwiel (21). Hiervoor dient het wiel (22) gedemonteerd te worden door de schroef (23) los te draaien.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Voorwaarden
a)Laat geen personen onder de 16 jaar en personen die de gebruiksinstructies niet kennen met deze maaimachine werken.
b)De gebruiker is binnen zijn werkzone verantwoordelijk voor derden. Houd kinderen en huisdieren op afstand tijdens het gebruik van de maaimachine.
c)Deze machine is uitsluitend geschikt voor het maaien van natuurgras. Hij mag niet voor andere doeleinden gebruikt worden (bijv. voor het vlakken van oneffenheden in het terrein zoals mols- of mierenhopen).
d)Alleen bij geschikt licht werken
e)Alvorens met het maaien te beginnen eventuele vreemde voorwerpen van het terrein verwijderen. Tijdens het werken opletten dat geen vreemde voorwerpen op het grasveld achtergebleven zijn.
Voorbereiding / Werking
a)Draag tijdens het maaien stevig schoeisel en een lange broek.
b)Controleer voordat u met het maaien begint of de messen goed bevestigd zijn. In geval van bijslijpen van de snijvlakken dient dit gelijkmatig aan beide zijden uitgevoerd te worden, om onevenwicht te voorkomen. Wanneer het mes grotere beschadigingen vertoont dient het vervangen te worden.
c)Zet de motor af, verwijder de bougiedop en wacht tot het mes stilstaat voordat u de volgende handelingen uitvoert:
lverwijderen van beschermingsinrichtingen
lde machine verplaatsen, opheffen of verwijderen van het werkterrein
luitvoeren van onderhouds- of reinigingswerkzaamheden
lhet mes aanraken
lafstellen van de snijhoogte
lde machine onbewaakt achterlaten
Het mes draait nog enkele seconden rond na het uitzetten van de motor
d)Pas op! De brandstof is licht ontvlambaar
lBewaar de brandstof alleen in daarvoor bestemde tanks
lBrandstoftank alleen in de open lucht vullen en niet roken
lZorgen dat de brandstoftank vol is voordat u de motor start. Nooit de brandstoftankdop openen of benzine bijvullen bij lopende of nog warme motor.
lIndien er benzine uitgestroomd is, nooit de motor starten. Verplaats de machine buiten de zone van de benzinelek en vermijd elke ontstekingsbron totdat de benzinedampen zich verspreid hebben.
lDe brandstoftankdop stevig afsluiten
e)Machines met ontploffingsmotor mogen wegens vergiftigingsgevaar nooit in gesloten ruimten gebruikt worden.
f)Ren nooit bij het maaien van het gras, maar loop altijd. g)Wees uiterst voorzichtig bij het keren of wanneer u de
maaier naar zich toetrekt.
h)Tijdens het maaien op hellingen is bijzondere voorzichtigheid geboden:
lschoeisel met
lopletten waar u uw voeten plaatst
ldwars t.o.v. de helling werken, nooit omhoog of omlaag.
lwees voorzichtig bij het veranderen van werkrichting
lniet op zeer steile hellingen maaien.
i)De maaimachine nooit gebruiken met gebrekkige veiligheidsvoorzieningen of zonder dat de beschermingsinrichtingen (bijv. beschermkap of grasopvangbak) gemonteerd en in orde zijn.
j)Bij onjuist gebruik van de grasopvanginrichting kunnen het ronddraaiende mes en mogelijk rondgeslingerde voorwerpen een gevaar vormen.
k)Om veiligheidsredenen dient het op het gegevensplaatje aangegeven motortoerental nooit overschreden te worden.
l)Start de motor voorzichtig en volgens de gebruiksinstructies. Bij lopende motor in géén geval met
handen of voeten onder de rand of in de
m)Tijdens het werken of het starten van de motor de maaimachine niet opheffen. Indien nodig kan de machine wel zodanig schuin gehouden worden dat de snijkant zich altijd weg van de gebruiker bevindt.
n)Indien het mes een hindernis raakt, de motor stopzetten, de dop van de bougie halen en een vakman raadplegen.
Onderhoud en opslag
a)Alle moeren, bouten en schroeven goed aangedraaid houden om in veilige omstandigheden te werken.
b)De machine nooit met gevulde brandstoftank opbergen in ruimten waar de benzinedampen open vuur of vonken kunnen bereiken.
c)Geef de motor de tijd om af te koelen alvorens het apparaat in een beperkte ruimte op te bergen.
d)De motor, uitlaat, accubak en benzinetank vrijhouden van gras, bladeren en overvloedig smeermiddel, om het brandgevaar te beperken.
e)Controleer regelmatig de grasopvangbak op eventuele slijtage en aantasting.
f)Om veiligheidsredenen tijdig versleten of beschadigde onderdelen vervangen.
g)Het eventuele aftappen van de brandstoftank voor de winteropslag dient in de open lucht uitgevoerd te worden. h)Monteer de messen volgens de instructies en gebruik alleen messen waarop het merk of de naam van de fabrikant of leverancier en het referentienummer vermeld
staan.
i)Ter bescherming van de handen tijdens het verwisselen van de messen geschikte handschoenen aantrekken.
ONDERHOUD
Pas op! De motor uitzetten en de bougie ontkoppelen alvorens enige onderhoudshandeling uit te voeren.
lBij
lRegelmatig de schroeven en moeren controleren.
lNa het maaien de machine altijd zowel van boven als van onderen schoonhouden. Vermijden dat zich gras onder het chassis verzamelt.
lNiet met de uitlaat in contact komen, daar deze erg heet kan zijn.
P MES (begint op pagina 38)
lRegelmatig de wielassen demonteren, met petroleum reinigen en voor de montage smeren. Eender te werk gaan met de kogellagers, maar eraan denken de lagers in te vetten.
lHet mes vaak controleren: voor een goed snijresultaat dient het mes scherp en in balans te zijn.
lControleer dikwijls het mes op eventuele beschadigingen.
lHet is raadzaam aan het eind van elk seizoen de maaimachine door een vakman te laten nakijken.
lVoor het verwijderen van het mes (24) de schroef (25) losdraaien
lControleren: de messteun (26), koppelingsschÿf (27), de spie (28) en de schijven (29) en in geval van beschadiging vervangen.
lTijdens de montage ervoor zorgen dat de spie (28) in de zitting van de aandrijfas ligt en dat het mes met de snijkant in de draairichting van de motor geplaatst is. Het aanloopkoppel van de mesbevestigingsschroef (25) dient 5,34 Kpm (52,4 Nm) te bedragen.
14