BESCRIJVING
1 | Bovenste handgreepe | 11 | Starterhandgreep |
2 | Onderste handgreep | 12 | Deflector |
3 | Schroef, moer bevestiging bovenste | 13 | Gashendel |
| handgreep | 14 | Veiligheidshendel |
4 | Graszak | 15 | Complete reductor |
5 | Olievuldop | 16 | Bedieningspaneel |
6 | 17 | Contactsleutel | |
7 | Maaikast | 18 | Koppelingshendel |
8 | Afstelhendels snijhoogte | 19 | Hendel |
9 | Bougie | 20 | Hendel |
10 | Tankdop | 21 | Verrijkingspompje |
BEVESTIGEN VAN DE GRASOPVANGBAK
BEVESTIGEN VAN DE DEFLECTOR (indien niet reeds gemonteerd)
BEVESTIGEN VAN DE ONDERSTE HENDELS
BEVESTIGEN VAN DE BOVENSTE HENDELS
MONTAGE VAN DE WIELEN
STELLEN VAN DE HENDELS (alleen voor modellen waarbij deze is inbegrepen) PLAATSEN VAN DE
Doe, om het gras te maaien met het
AFSTELLEN VAN DE SNIJHOOGTE
VOORBEREIDING BESCHERMSTUKKEN
Werk altijd met geplaatste grasbak of beschermkap.
Voor het verwijderen van de grasbak en het afstellen van de snijhoogte altijd de motor stopzetten.
Bij lopende motor nooit met handen of voeten onder de rand of in de
Voor het maaien dienen vreemde voorwerpen van het terrein verwijderd te worden. Let tijdens het maaien op eventueel achtergebleven vreemde voorwerpen. De gebruiker is binnen zijn werkzone verantwoordelijk voor derden.
Tijdens het werken of het starten van de motor de maai- machine niet optillen. Indien nodig kan de machine wel
zodanig schuin gehouden worden dat de snijkant zich altijd weg van de gebruiker bevindt.
Bij lopende motor in géén geval met handen of voeten onder de rand of in de