cZet de camera uit, breng de
• Het functioneren van de camera kan negatief beïnvloed worden als u het objectief aan de camera bevestigt
terwijl de camera ingeschakeld is. | Afb. 4 |
|
5. Gebruik van de
zonnekap (een van de twee indexen) uit met
de
• Zorg dat de
• Als de zonnekap niet juist is bevestigd, kan er vignettering optreden.
• Om het bevestigen en verwijderen van de
zonnekap te vergemakkelijken, moet u deze onderaan vasthouden rondom de bevestigingsindex voor de zonnekap, en niet bij de buitenrand.
Nl • Om de zonnekap op te bergen, bevestigt u deze omgekeerd op het objectief.
6. Belichting bepalen
Als u de Nikon D3-camera of D300-camera gebruikt
a Zet shift en tilt op 0 door aan de shift- en |
|
tiltknoppen te draaien.(Afb. 2) |
|
b Selecteer de belichtingsstand van de camera. |
|
c Bij de belichtingsstand A of M, moet u het |
|
diafragma instellen met de diafragmaring of |
|
de instelknop van de camera. Wanneer u de |
|
instelknop van de camera gebruikt, moet u | Afb. 6 |
het diafragma instellen op de kleinst mogelijke |
|
diafragmavergrendeling (L) (Afb. 6). |
|
Bij de stand P of S moet u het diafragma instellen met de instelknop van de camera.