9. Scherptediepte
• De scherptediepte kan bij benadering Scherptediepteschaal
worden bepaald met behulp van de | Afstandsindexlijn | |
scherptediepteschaal. | ||
| ||
• Gebruik de diafragmeerknop van het |
| |
objectief of de scherptedieptecontrole |
| |
van de camera (diafragmeerknop) (op |
| |
de |
| |
de scherptediepte te controleren terwijl |
| |
u door de zoeker van de camera kijkt. |
|
• Zie p. 222 voor meer informatie. Opmerking: Wanneer het objectief
getilt is, kunnen de scherptediepteschaal en
de afstandsschaal niet meer gebruikt worden. (Beide schalen kunnen wel gebruikt worden wanneer het objectief alleen geshift is.)
10. Flitsfoto’s maken met camera’s met ingebouwde flitser
Om vignettering te voorkomen moet u geen zonnekap gebruiken, en u houden aan de opnameafstanden in de onderstaande tabel wanneer u foto’s maakt. Opmerking: De volgende beperkingen zijn alleen van toepassing wanneer
u fotografeert zonder tilt en/of shift. Wanneer u de
ingebouwde flitser van de camera gebruikt voorNl tiltshiftopnamen, zal vignettering groter zijn dan wanneer u
geen tiltshift gebruikt. Het gebruik van de ingebouwde flitser van de camera wordt afgeraden wanneer u tiltshift gebruikt.
Camera’s | Bruikbare opnameafstand | |
D300, D200, D100 | 1 m of groter | |
D80, | 2 m of groter | |
D60, | 3 m of groter | |
Andere camera’s | Vignettering komt voor bij alle opnameafstanden |