Door aan de tiltknop te draaien, zal het objectief omhoog of omlaag kantelen (of naar links of rechts als het objectief gedraaid is) op een hoek van ±8,5° ten opzichte van de camerabody. Door te tilten kunt u goed scherpstellen op het hele onderwerpvlak wanneer dit vlak niet parallel is met de camera of scherpstellen op kleine delen van het onderwerp die parallel liggen met de camera (p. 195).
•Na het tilten moet u de tiltvergrendelingsknop indrukken om de tiltstand van het objectief vast te zetten.
•Let erop dat het tilten van het objectief ook het beeld in de zoeker zal veranderen.
•Wanneer het objectief getilt is, kunnen de scherptediepteschaal en de afstandsschaal op de objectiefcilinder niet meer gebruikt worden.
Draaien
Afb. 9 |
|
Dit objectief kan tot 90° naar rechts of links gedraaid worden. Door het | Nl |
objectief te draaien, kan de shiftfunctie omgezet worden voor verticaal |
|
gebruik, en kan de tiltfunctie omgezet worden voor horizontaal gebruik. |
|
•Voordat u het objectief draait, zet u eerst de mate van shift en tilt op ‘0’ door aan de shift- en tiltknop te draaien.
Opmerking: Als u het objectief draait terwijl u tilt en/of shift gebruikt, moet u uitkijken dat uw vingers niet bekneld raken tussen het objectief en de camerabody, en dat u de camerabody niet krast met het objectief. Als u nalaat elke knop te vergrendelen kan dat hetzelfde effect hebben.
•Druk de draaihendel in en draai het objectief terwijl u de vierkante delen van het objectief vasthoudt.
•Er zijn klikstops na elke 30° zowel linksom als rechtsom. Op 30° en 60° kunt u het objectief draaien zonder de draaihendel in te drukken.